Verzoek ex art. 530 Sv: in geval van sepot dienen ook reiskosten en tijdverzuim voor vergoeding in aanmerking komen
/Rechtbank Noord-Holland 4 oktober 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:10938
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal €556,80 wegens:
inkomstenderving vanwege het afleggen van een verhoor als verdachte op het politiebureau te Haarlem tot een bedrag van €200;
gemaakte reiskosten door de verzoeker in verband met ophouding voor verhoor op het politiebureau in Haarlem tot een bedrag van €16,80;
de kosten van een raadsman voor het opstellen en indienen van dit verzoek tot een bedrag van €340.
Standpunten in raadkamer
De verzoeker heeft in raadkamer het verzoek nader toegelicht en verklaard dat hij werkt als zzp‘er. Hij had een overeenkomst en was verplicht om op het werk te verschijnen. Hij heeft zich de dag van het verhoor bij de politie ziek moeten melden en kreeg niet doorbetaald. De verzoeker heeft hierdoor één dag inkomen gemist, terwijl het financieel al lastig is voor hem. Hij verdient €25 bruto per uur. Hij begrijpt dat de zaak onderzocht moest worden maar hij vindt het onterecht dat hij, nu hij onschuldig is, voor de kosten moet opdraaien.
De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. De officier van justitie is van mening dat de gemaakte kosten ten behoeve van ophouding voor verhoor niet voor vergoeding in aanmerking komen. De officier van justitie verwijst in dit verband naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem (ECLI:NL:GHARN:2008:BG1697).
Beoordeling
De rechter kent de vergoeding toe voor zover dat naar zijn oordeel billijk is, waarbij hij rekening houdt met alle omstandigheden (artikel 534 Sv). Die omstandigheden zijn de volgende:
Verzoeker is bij brief door de politie ontboden om naar het politiebureau in Haarlem te komen om daar te worden verhoord.
Verzoeker is op de aangekondigde datum en tijdstip verschenen en is op 7 november 2022 in het bureau aangehouden om 9.30 uur.
Vervolgens is het verhoor begonnen om 10.18 uur. Dat heeft voortgeduurd tot in de middag. Hij heeft volgens het proces-verbaal van verhoor onder andere het volgende verklaard: “Ik zit nu in de transport industrie, ik heb nu een klus aangenomen en heb nu vrij moeten nemen en die kosten zijn voor mij. Ik ga er niet vanuit dat ik heel lang moet blijven, maar ik heb wel een dag vrij genomen.”
Na het verhoor is verzoeker heengezonden.
Verzoeker heeft voldoende onderbouwd (onder andere door het contract met zijn opdrachtgever) dat hij deze dag niet heeft kunnen werken, waardoor hij 8 x €25 inkomen heeft gederfd.
De zaak tegen verzoeker is later door de officier van justitie geseponeerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan in de door de officier van justitie aangehaalde beschikking uit 2008 van het Gerechtshof Arnhem, is de rechtbank van oordeel dat het in deze zaak wel billijk is om een vergoeding toe te kennen voor de kosten in verband met het verhoor op het politiebureau. In de hiervoor bedoelde en vaak aangehaalde beschikking van het hof is de verzochte vergoeding inderdaad afgewezen, maar het hof legt niet uit waarom dat is gebeurd.
In zijn arrest van 19 februari 2013 (cassatie in belang der wet) overwoog de Hoge Raad het volgende:
4.3.2. Het eveneens in 1926 ingevoerde art. 591 Sv voorzag in de mogelijkheid tot toekenning door de rechter van een tegemoetkoming aan de gewezen verdachte voor bepaalde kosten die door hem zijn gemaakt in verband met het onderzoek en de terechtzitting "indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel".
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling moet worden afgeleid dat de wetgever - zoals ook bij art. 89 Sv het geval is - heeft beoogd de regeling ook toepassing te kunnen laten vinden in gevallen waarin de zaak eindigt "zonder einduitspraak tegen den verdachte" (Kamerstukken II, 1913-1914, 286, nr. 3, p. 250 in verbinding met Kamerstukken II, 1917-1918, 77, nr. 1, p. 106 en Kamerstukken II, 1917-1918, 77, nr. 1, p. 139).
4.3.3. De in art. 591a, tweede lid, Sv 1 geschapen mogelijkheid tot het toekennen van een tegemoetkoming voor schade geleden door "tijdsverzuim" werd blijkens de Memorie van Toelichting beschouwd "als het verlengstuk van de mogelijkheid van toekenning van een tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten", zoals geregeld in art. 591 Sv. Om de rechter bij de beoordeling van verzoeken op grond van art. 591a Sv de ruimte te geven rekening te houden met de omstandigheden van het geval is art. 90 Sv van overeenkomstige toepassing verklaard. (Kamerstukken II, 1961-1962, 6647, nr. 3, p. 9). (…)
4.4. Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat - zoals dat ook in art. 89 e.v. Sv het geval is - de in art. 591a, tweede lid, Sv neergelegde voorwaarde voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan art. 9a Sr, naar de bedoeling van de wetgever niet betekent dat de zaak dient te zijn geëindigd door een rechterlijke einduitspraak in de zin van art. 348 en 350 Sv. Ook na andere wijzen van beëindiging van de zaak bestaat op de voet van art. 591a, tweede lid, Sv de mogelijkheid tot het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman. Beslissend is daarbij of in het concrete geval voor toekenning van zo'n vergoeding gronden van billijkheid aanwezig zijn; dat oordeel is aan de rechter overgelaten, die daarbij rekening dient te houden met alle omstandigheden van het geval.(…)
4.5. In het licht van het vorenstaande moet dan ook worden geoordeeld dat een redelijke uitleg van de wet meebrengt, dat in geen van de drie in de middelen bedoelde situaties het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman op grond van art. 591a, tweede lid, Sv is uitgesloten.
Indien en voor zover naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een vergoeding voor de kosten van een raadsman, kan hij daartoe op de voet van art. 591a, tweede lid, Sv ook besluiten indien de zaak is geëindigd in een sepot (…)”
Deze beslissing ging over de vergoeding van de kosten voor een raadsman. De rechtbank is van oordeel dat dezelfde redenering dient te gelden voor de schade door tijdverzuim, die in hetzelfde artikellid wordt genoemd. En eveneens voor de reiskosten, die in lid 1 worden genoemd.
Als een verdachte wordt opgeroepen voor een terechtzitting van de politierechter en de politierechter spreekt de verdachte vrij, dan volgt rechtstreeks uit de wet dat zo een gewezen verdachte recht heeft op vergoeding van reiskosten en schade door tijdverzuim.
Als een verdachte wordt opgeroepen voor verhoor op het politiebureau en de officier van justitie besluit nadien tot sepot, dan geldt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde, met inachtneming van wat de Hoge Raad in het hiervoor geciteerde arrest heeft overwogen.
Dat betekent dat het verzoek toewijsbaar is.
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor de gederfde inkomsten en de reiskosten die door de verzoeker zijn gemaakt ten behoeve van het ophouden voor verhoor op het politiebureau. De rechtbank houdt bij de vergoeding voor inkomensderving rekening met de besparing van kosten door verzoeker en het feit dat het verzoek een brutobedrag vermeldt. Schattenderwijs is zodoende een bedrag van €140 billijk en toewijsbaar.
De reiskosten (plaatsnamen) van €16,80 komen geheel voor vergoeding in aanmerking.
De raadsman is niet ter zitting verschenen voor de behandeling van het verzoekschrift. Daarom zal de rechtbank het gebruikelijke bedrag van €340 toekennen voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Beslissing
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€140 wegens inkomstenderving;
€16,80 wegens gemaakte reiskosten;
€340 wegens kosten raadsman voor de opstelling en indiening van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Lees hier de volledige uitspraak.