Verzoek ex art. 530 Sv vergoeden van niet-declarabele uren door doorzoeking op advocatenkantoor afgewezen

Rechtbank Overijssel 30 juli 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:3054

Het schriftelijke verzoek strekt ertoe aan verzoeker op grond van artikel 530 Sv een vergoeding uit ’s Rijks kas toe te kennen van €59.787,72, bestaande uit de volgende kostenposten:

  • €51.190,54 voor de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak, de beklagprocedure én de wrakingsprocedure;

  • €8.048,82 voor verlet- en reiskosten;

  • €548,36 voor kopieerkosten en kosten van derden.

Daarnaast is gevraagd om een proceskostenvergoeding voor onderhavige procedure.

De raadkamer kent aan verzoeker op grond van artikel 530 Sv uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van€40.000 voor de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak, de beklagprocedure én de wrakingsprocedure van verzoeker en de reiskosten en verblijfkosten, zijnde parkeerkosten, ten behoeve van de beklagprocedure en de wrakingsprocedure.

Ontvankelijkheid

Op 11 september 2015 heeft er onder leiding van een rechter-commissaris in strafzaken een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden op het kantoor van verzoeker ‘de maatschap’. Bij die doorzoeking zijn diverse documenten en digitale gegevens in beslag genomen. Bij beschikking van 10 februari 2016 heeft de raadkamer het tegen deze inbeslagname ingediende klaagschrift gegrond verklaard. Het daartegen door de officier van justitie ingestelde cassatieberoep is op 28 april 2016 ingetrokken. Op grond van artikel 591a Sv (oud) (nu: artikel 530 Sv) heeft verzoeker vervolgens schadevergoeding verzocht, óók voor wat betreft de door verzoeker gemaakte kosten met betrekking tot een op 15 december 2015 toegewezen verzoek tot wraking van de rechter-commissaris. De raadkamer heeft verzoeker op 28 december 2016 in het verzoekschrift tot schadevergoeding ex artikel 591a Sv (oud) niet-ontvankelijk verklaard. De raadkamer was van oordeel dat de aan de beslagzaak gekoppelde strafzaak niet was geëindigd zoals bedoeld in artikel 591a Sv (oud), omdat er nog een oordeel moest worden gegeven over de strafrechtelijke aansprakelijkstelling van verzoeker nu deze nog verdachte was. Wat daar verder ook van zij, de officier van justitie heeft verzoeker bij e-mailbericht van 4 februari 2021 om 12:23 uur (definitief) medegedeeld dat tegen verdachte geen vervolging loopt of zal worden gestart en dat verdachte bovendien ook niet in de systemen van het Openbaar Ministerie geregistreerd is. Verzoeker is derhalve thans (na vele jaren) géén verdachte meer. De strafzaak van verzoeker is hiermee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, ook zonder dat toepassing is gegeven aan het rechterlijk pardon zoals omschreven in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verzoeker kan daarom aanspraak maken op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 530 Sv, nu het verzoekschrift binnen drie maanden ná het eindigen van de zaak is ingediend.

Standpunt verzoeker

De inhoud van het verzoekschrift is ter zitting besproken. Naar aanleiding van die bespreking hebben verzoeker en zijn raadsman met elkaar overleg gehad over de verschillende schadeposten. Dit heeft ertoe geleid dat het verzoekschrift er, uiteindelijk, toe strekt aan verzoeker een vergoeding uit ’s Rijks kas toe te kennen van in totaal €40.000. Hierbij zijn de navolgende posten geheel of gedeeltelijk in mindering gebracht op de oorspronkelijk verzochte vergoeding:

  • de rechtsbijstandskosten omtrent het verzoekschrift op grond van artikel 591a Sv (oud) waarin verzoeker op 28 december 2016 door de raadkamer niet-ontvankelijk is verklaard;

  • de rechtsbijstandskosten omtrent het verhoor van verzoeker als getuige in de strafzaak van verdachte Naam 1 op 28 juni 2016;

  • de verletkosten vanwege de omstandigheid dat een kantoorgenoot van verzoeker gedurende de doorzoeking van 11 september 2015 op het kantoor ‘de maatschap’ van 13:00 uur tot 19:00 uur géén (declarabele) werkzaamheden heeft kunnen verrichten.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toekenning van de verzochte vergoeding van €40.000.

De beoordeling

Gronden van billijkheid

Toekenning van een vergoeding heeft ingevolge artikel 534 Sv steeds plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. De raadkamer is in dit geval van oordeel dat er gronden van billijkheid voor een vergoeding aanwezig zijn. De raadkamer overweegt ten aanzien van de verschillende kostenposten als volgt.

Kosten van rechtsbijstand

Op grond van artikel 530, tweede lid, Sv kan aan gewezen verdachte, met inachtneming van artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand, een vergoeding worden toegekend voor de rechtsbijstandskosten. Voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag zoekt de raadkamer in beginsel aansluiting bij de declaraties van de raadsman, tenzij er gronden van billijkheid aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid.

De raadkamer is van oordeel dat niet is gebleken dat de raadsman van verzoeker in het oog springend bovenmatig heeft gedeclareerd. De raadkamer zal een vergoeding voor de rechtsbijstandskosten toewijzen.

Reis- en verblijfkosten

Op grond van artikel 530, eerste lid, Sv kan een vergoeding worden toegekend voor de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Onder onderzoek wordt in dit artikellid begrepen het onderzoek door een rechter. De zittingen van een rechter komen om die reden voor een vergoeding in aanmerking. De gemaakte kosten moeten door de gewezen verdachte met (objectieve) stukken worden gestaafd.

Verzoeker heeft de gemaakte reiskosten én verblijfkosten, zijnde parkeerkosten, ten behoeve van de beklagprocedure én de wrakingsprocedure naar het oordeel van de raadkamer voldoende onderbouwd. De raadkamer zal een vergoeding voor de reis- en verblijfkosten toewijzen.

Tijdverzuim

Op grond van artikel 530, tweede lid, Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter zitting werkelijk heeft geleden. Indien een vergoeding voor tijdverzuim, waaronder inkomstenderving, wordt gevraagd, is het aan verzoeker om deze inkomstenderving te beargumenteren en met (verifieerbare) stukken te staven.

Verzoeker heeft aangevoerd dat de Nederlandse orde van advocaten aanraadt om bij een doorzoeking op een advocatenkantoor een kantoorgenoot bij de doorzoeking te betrekken en aantekening te doen houden, teneinde de geheimhoudingsplicht én het verschoningsrecht te waarborgen. Verzoeker en zijn kantoorgenoot hebben daarom gedurende de doorzoeking op 11 september 2015 géén declarabele werkzaamheden kunnen verrichten. Dit vindt steun in het proces-verbaal van doorzoeking van 16 september 2015, waaruit onder meer blijkt dat de kantoorgenoot van verzoeker gedurende de doorzoeking als waarnemer/getuige is opgetreden. Niettemin wijst de raadkamer de gevraagde vergoeding voor tijdverzuim af. Een verzoek tot een vergoeding wegens inkomstenderving dient voldoende met objectieve stukken te worden gestaafd. Naar het oordeel van de raadkamer is daaraan niet voldaan.

Kopieerkosten en kosten van derden

Verzoeker heeft een vergoeding verzocht van €548,36 voor kopieerkosten en kosten van derden. Uit het proces-verbaal van doorzoeking van 16 september 2015 en een door verzoeker overgelegde factuur blijkt dat een systeembeheerder van het kantoor is ingeroepen om in beslag te nemen digitale bestanden en documenten voor beslag toegankelijk te maken én dat er kopieerkosten zijn gemaakt vanwege de documenten die op het kantoor van verzoeker ten behoeve van politie en justitie zijn gekopieerd. Hoewel er sprake is van kopieerkosten en kosten van derden, is de raadkamer van oordeel dat artikel 530 Sv voor deze schadepost géén grondslag geeft. De raadkamer zal het verzoek voor wat betreft de kopieerkosten en kosten van derden afwijzen.

Standaardvergoeding voor onderhavig verzoekschrift

De raadkamer zal een vergoeding toekennen voor het opmaken en indienen van het verzoekschrift en het bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift, volgens de normbedragen zoals die voor dit soort verzoeken door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld voor verzoekschriften die voor 1 maart 2021 zijn ingediend. Dit betreft een bedrag van €550.

Conclusie

Verzoeker heeft ter zitting in totaal een vergoeding verzocht van €40.000. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat die verzochte vergoeding kan worden toegekend. De raadkamer acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in totaal een bedrag van €40.000 een billijke schadevergoeding. De raadkamer zal het meer of anders verzochte afwijzen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^