Verzoek tot herziening na veroordeling voor passieve ambtelijke omkoping bij (gemeentelijke) energiemaatschappij

Hoge Raad 12 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1727

De verdachte in deze zaak is in 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor passieve omkoping en verschillende vormen van valsheid in geschrifte. Bij het overnameproces van de energieleveringstak van Rendo door Electrabel heeft verdachte, als algemeen directeur van Rendo, op eigen initiatief, een bedrag van in totaal exact 1 miljoen euro exclusief BTW gevraagd en ontvangen, zonder dat hier een reële prestatie tegenover stond.

Namens de verdachte is een verzoek tot herziening ingediend.

Beoordeling van de aanvraag

Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.

De aanvraag tot herziening berust op de stelling dat het hof niet zou hebben bewezenverklaard dat de aanvrager als ‘ambtenaar’ in de zin van artikel 363 lid 1 (oud) van het Wetboek van Strafrecht het in de bewezenverklaring genoemde geldbedrag zou hebben gevraagd en aangenomen, als het hof ermee bekend was geweest dat N.V. C niet de netbeheerder was, dat de aanvrager zich niet heeft beziggehouden met netbeheer en dat de aanvrager niet betrokkene 2 – de directeur van D B.V. – aanstuurde en er een strikte scheiding was tussen N.V. C, waarvan de aanvrager algemeen directeur/statutair bestuurder was, en D B.V. die in de persoon van betrokkene 2 een eigen directeur en verder een eigen Raad van Commissarissen had.

Ook als wordt aangenomen dat het in de aanvraag gestelde juist is, volgt hieruit niet dat het onder 4.1 bedoelde ernstige vermoeden is gewekt. Het hof heeft immers in de strafzaak van de aanvrager niet alleen vastgesteld dat de aanvrager als bestuurder van N.V. C de (eind)verantwoordelijkheid droeg voor de onder die holding ressorterende besloten vennootschappen en hij de directeur van D B.V. aanstuurde, maar onder meer ook dat de aanvrager in opdracht van de gemeenten, die overeenkomstig de statuten van die vennootschap alle aandelen hielden in N.V. C, belast was met de uitvoering van de Wet onafhankelijk netbeheer (Splitsingswet) en hij in dat verband moest bewerkstelligen dat de energieleveringstak van N.V. C werd afgestoten. De bewezenverklaring houdt daarover in dat de aanvrager een geldbedrag van € 1.000.000 heeft aangenomen ter gelegenheid van de overname van de aandelen van B B.V. door A N.V. Bij die overname is D B.V. niet betrokken. Bovendien heeft het hof vastgesteld dat het functioneren van de aanvrager in overwegende mate werd beïnvloed door publiekrechtelijke lichamen en de aanvrager onder toezicht en verantwoordelijkheid van de (gemeentelijke) overheid stond.

De aanvraag is, gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^