Visserijzaak: veroordeling verhinderen aan boord komen inspecteurs en aanbrengen binnenkuilen

Rechtbank Amsterdam 6 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:9460

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Het gaat zowel bij feit 1 als bij feit 2 om ernstige inbreuken in de zin van de toepasselijke regelgeving. De officier van justitie vindt dat er sprake is van misdrijven, de feiten zijn opzettelijk gepleegd.

Ten aanzien van feit 1 geldt dat mocht de economische politierechter van oordeel zijn dat de kapitein, verdachte, zelf niet de hinder heeft veroorzaakt, dan kan de economische politierechter deze strafbare gedraging van de reder toerekenen aan de kapitein. Daarvoor verwijst de officier van justitie naar de mondelinge uitspraak van de economische politierechter van de rechtbank Amsterdam met parketnummer 81/164392-18.

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken. Namens de verdachte is aangevoerd dat niet opzettelijk geprobeerd is de inspecteurs te ontlopen. Het schip heeft vaart gemaakt, omdat er zand in de netten was gekomen en dit door vaart te maken uit de netten kon worden gespoeld. In de hectiek is niet gehoord dat er via de marifoon een oproep werd gedaan, en ook de schijnwerper is niet gezien. Het is ook zinloos om te proberen door vaart te maken de inspectie te ontlopen, omdat de snelle RHIB van de NVWA veel sneller kan dan het vissersschip.

Voorts dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat tenlastegelegd is dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 73 van de EG Verordening nr. 1224/2009. Dit artikel ziet op de controle aan boord van het vaartuig. Als het gaat om het verlenen van toegang tot het vaartuig is er de specifieke bepaling van artikel 114 Uitvoeringsverordening EU nr. 404/2011. Dit artikel is echter niet aan verdachte tenlastegelegd.

De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde.

Het oordeel van de economische politierechter

Dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd kan op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangenomen en wordt door de verdachte ook niet betwist. Verdachte had er daarom belang bij betrapping op die overtreding te voorkomen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat het schip de RHIB van de NVWA blijvend kan ontlopen, maar dat er voldoende tijd zou kunnen worden gecreëerd, om de illegale voorzieningen weg te werken. Dat de RHIB van de NVWA sneller is dan het schip van verdachte is dus op zichzelf niet voldoende om onaannemelijk te maken dat verdachte gepoogd heeft door vaart te maken te verhinderen dat de inspecteurs aan boord zouden komen.

Dat de verdachte noch de marifoonoproepen noch de schijnwerper is opgevallen acht de economische politierechter niet aannemelijk. De marifoon moet zodanig zijn afgesteld dat ten alle tijde deze kan worden gehoord. Het ging immers om oproepen over marifoonkanaal 16, het nood-, spoed-, veiligheid- en oproepkanaal op zee. De verbalisanten hebben bovendien gerelateerd dat zij, toen zij met de schijnwerper op de brug schenen, gezien hebben dat zich daar iemand bevond en die persoon moet dan ook het schijnwerper licht hebben gezien.

De vraag die thans moet worden beantwoord is of het bestaan van artikel 114 van de Uitvoeringsverordening EU nr. 404/2011 aan veroordeling van verdachte in de weg staat.

Het wettelijk kader:

Artikel 73 lid 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (de controleverordening) luidt:

De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen zorgen ervoor dat de aangewezen met controle belaste waarnemers naar behoren worden ondergebracht, vergemakkelijken hun taak en zien erop toe dat zij niet worden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen verlenen tevens de met controle belaste waarnemers toegang tot de relevante delen van het vaartuig, ook tot de gedane vangst, alsmede tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de elektronische bestanden.

Uitvoeringsverordening EU nr. 404/2011 (de uitvoeringsverordening) is volgens het opschrift een verordening: ‘houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.’

De considerans van de Uitvoeringsverordening houdt onder meer in:

(21) Artikel 73 van de controleverordening biedt de Raad de mogelijkheid regelingen inzake met controle belaste waarnemers vast te stellen en bevat bovendien een algemene beschrijving van het profiel van deze waarnemers en van de taken die zij aan boord van vissersvaartuigen moeten uitvoeren. De taken en de inzetmodaliteiten voor deze met controle belaste waarnemers moeten nader worden omschreven.

Artikel 114 luidt, voor zover van belang:

Verplichtingen van de kapitein tijdens de inspectie

1. De kapitein van een vissersvaartuig dat wordt geïnspecteerd, of diens vertegenwoordiger, moet:

a) het veilig en efficiënt aan boord gaan van de functionarissen overeenkomstig de voorschriften van goed zeemanschap mogelijk maken wanneer het desbetreffende sein uit het internationale seinboek wordt gegeven of wanneer een vaartuig of een helikopter met een functionaris aan boord via radiocommunicatie te kennen geeft dat deze functionaris aan boord van het vissersvaartuig wil komen; (..)

f) de functionarissen toegang verschaffen tot alle delen van het vaartuig, alle al dan niet verwerkte vangsten, al het vistuig en alle relevante informatie en documenten;

Uit dit samenstel van bepalingen kan worden afgeleid dat dat de Uitvoeringsverordening invulling geeft aan de bepalingen van de controleverordening. Het is dan ook niet zo, als door de raadsman is bepleit, dat de controleverordening uitsluitend de voorschriften voor aan boord bepaalt en de uitvoeringsverordening de voorschriften voor het aan boord gaan bevat.

Artikel 114 sub 1 onder f) van de uitvoeringsverordening geeft bijvoorbeeld, evenals artikel 73 van de controleverordening, voorschriften over de toegang die de functionarissen moeten krijgen tot de ruimten aan boord, de vangst en de documenten.

In dat licht gezien kan worden aangenomen dat de bepaling van artikel 114 lid 1 onder a) uitvoeringsverordening niet meer is dan een uitwerking van de verplichting van de kapitein op grond van artikel 73 van de controleverordening om er op toe te zien dat de functionarissen bij het vervullen van hun opdracht niet worden gehinderd.

Door met het schip vaart te maken werden de inspecteurs van de NVWA gehinderd in het vervullen van hun opdracht. De inspecteurs werd het daardoor immers bemoeilijkt om aan boord te gaan om een inspectie uit te voeren. Verdachte heeft daarom als kapitein in strijd gehandeld met artikel 73 lid 7 van de controleverordening.

Het strafmaatverweer van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat de (financiële) gevolgen van deze zaak enorm zijn geweest voor verdachte en heeft daarom verzocht de zaak via artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht af te doen en aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen.

De vangst van de visreis is inbeslaggenomen en op de afslag verkocht. De opbrengst daarvan was EUR 39.080,63. Daarnaast heeft verdachte strafpunten ontvangen voor het hinderen van de controle, te weten: 7, en voor het vissen met binnenkuilen, te weten: 4. Het gevolg hiervan is geweest dat de visvergunning voor de duur van twee maanden is geschorst. Voor verdachte heeft dit betekend dat hij gedurende die periode niet op zee heeft kunnen werken. De schade die dit tot gevolg heeft gehad is door een expert begroot op EUR 317.205 (de waarde van de inbeslaggenomen vis ad. EUR 39.080,63 is in dat bedrag verdisconteerd).

Bovendien kan slechts dat deel van de inbeslaggenomen vis worden verbeurdverklaard die gevist met toepassing van de binnenkuilen. Dat is slechts een klein gedeelte, omdat de naam vissersvaartuig pas op het laatste gedeelte van de reis in ondiep water met binnenkuilen is gaan vissen.

Daarnaast dient de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak tot strafvermindering te leiden.

Het oordeel van de economische politierechter

Het overtreden van de regels die ertoe strekken te voorkomen dat meer of kleinere vissen worden gevangen is een ernstig vergrijp. Die regels beogen de visstand te bewaren. Bovendien wordt daardoor de concurrentie vervalst. Dat daarnaast ook geprobeerd is de ontdekking van die overtreding te verheimelijken door de controle te bemoeilijken maakt de zaak alleen maar nog ernstiger. Dergelijke overtredingen, indien opzettelijk gepleegd, verdienen een financiële sanctie. Aan de andere kant moet de economische politierechter rekening houden met de financiële gevolgen die deze zaak al voor de verdachte heeft gehad.

De vangst met een waarde van ruim €39.000 is in beslag genomen en zal verbeurd worden verklaard. Daarnaast heeft verdachte als gevolg van deze zaak enige tijd niet kunnen vissen, waardoor hij eveneens aanzienlijk financieel nadeel heeft geleden. Verdachte heeft, naar hij heeft verklaard, mede daardoor het vissen opgegeven. In die omstandigheden ziet de economische politierechter geen meerwaarde in het opleggen van een additionele sanctie, naast de verbeurdverklaring.

De economische politierechter stelt vast dat de redelijke termijn met ruim een jaar is overschreden. Nu naast de verbeurdverklaring geen andere straf of maatregel wordt opgelegd volstaat de economische politierechter met die vaststelling.

Bewezenverklaring

  • overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^