Hoge Raad 10 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1821
Dat een betrokkene de beschikking heeft over een vermogensbestanddeel dat het voorwerp van witwassen vormt, levert op zichzelf geen wederrechtelijk voordeel op uit dat witwassen. Maar als vaststaat dat de witwasser het witgewassen voorwerp heeft verkregen uit een zelf gepleegd misdrijf, kan dat voorwerp (het voordeel uit dat misdrijf) aan hem worden ontnomen op grond van artikel 36e lid 2 Sr. Als onduidelijk is wie dat misdrijf heeft gepleegd, kan ontneming soms plaatsvinden op grond van artikel 36e lid 3 Sr. Dat kan bijvoorbeeld als aannemelijk is dat āandere strafbare feitenā als bedoeld in artikel 36e lid 3 Sr ertoe hebben geleid dat hij het voordeel uit dat misdrijf heeft verkregen. Daarvoor is dan niet nodig dat de witwasser die andere strafbare feiten zelf heeft begaan. Op grond van een kasopstelling kan aannemelijk worden dat hij kon beschikken over van misdrijf afkomstige geldbedragen of andere voorwerpen. Het witgewassen voorwerp kan worden betrokken in zoān kasopstelling en op die manier meetellen in de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Read More