Faillissementsfraude in vastgoedmarkt: Kon hof uit mede ondertekenen borgstellingsovereenkomst afleiden dat verdachte heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van rechten van schuldeisers?
/Hoge Raad 4 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:805
De stellers van het middel betogen dat het onbegrijpelijk is dat het hof uit het feit dat de verdachte een borgstellingsovereenkomst ten behoeve van de ABN Amro mede heeft ondertekend, heeft afgeleid dat zij zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans op een faillissement van A en van betrokkene 1. in privé, en dat zij die kans ook bewust heeft aanvaard. Het hof heeft eerder in de bewijsvoering vastgesteld dat ABN Amro op 1 oktober 2010 de kredietfaciliteit van de A -groep had opgezegd, wat er feitelijk op neerkwam dat A binnen een jaar het krediet van ruim €190 miljoen aan ABN Amro moest aflossen en dat betrokkene 1. bovendien privé borg moest staan voor een deel van deze schuld, te weten €30 miljoen. Hieruit volgt dat de borgstellingsovereenkomst wel moest worden aangegaan, omdat ABN Amro de kredietfaciliteit had beëindigd. In het licht van deze vaststellingen is het oordeel van het hof dat de verdachte uit de borgstellingsovereenkomst kon opmaken dat D financieel in zwaar weer verkeerde, niet onbegrijpelijk. Ook het kennelijke oordeel van het hof dat de verdachte uit de borgstellingsovereenkomst kon afleiden dat er een aanmerkelijke kans was op een faillissement van betrokkene 1 in privé, acht ik gelet hierop niet onbegrijpelijk.
Read More