HvJ EU: officier van justitie mag geen Europees onderzoeksbevel uitvaardigen wanneer hij in een soortgelijke nationale procedure onbevoegd is

HvJ EU 16 december 2021, C-724/19 (HP)

Een nationale autoriteit mag alleen een Europees onderzoeksbevel (EOB) uitvaardigen om bepaalde onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren in een andere EU-lidstaat wanneer hij op grond van het nationale recht ook bevoegd is om dezelfde onderzoeksmaatregelen te gelasten in een binnenlandse situatie. Een officier van justitie kan om die reden geen toestemming verlenen voor het verzamelen van bewijsmateriaal door middel van een EOB wanneer in een binnenlandse situatie alleen een rechter of rechtbank toestemming mag verlenen. Dat is het oordeel van het EU-Hof op vragen van een Bulgaarse rechter.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ EU: verbod om gevolg te geven aan bepaalde wetgeving van derde landen kan in een civiele procedure worden ingeroepen

HvJ EU 21 december 2021, C-124/20 (Bank Melli Iran)

Het verbod uit de EU-blokkeringsverordening om gevolg te geven aan bepaalde wetgeving van derde landen kan worden ingeroepen in een civiele procedure. Dat verbod geldt ook wanneer een bestuurlijke of rechterlijke instantie van het derde land geen specifiek verzoek of geen specifieke instructie heeft gegeven om de wetgeving van dat derde land na te leven. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Duitse rechter.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ-EU: hogere nationale rechter kan lagere rechter niet belemmeren om prejudiciële vragen aan het EU-Hof te stellen

HvJ-EU 23 november 2021, C-564/19 (IS)

Het Unierecht verzet zich ertegen dat een hoogste nationale rechterlijke instantie, naar aanleiding van een door een procureur-generaal in het belang van de wet ingestelde hogere voorziening, vaststelt dat een bij het EU-Hof ingediend verzoek van een lagere rechter om een prejudiciële beslissing onrechtmatig is omdat de gestelde prejudiciële vragen niet relevant en noodzakelijk zijn voor de beslechting van het hoofdgeding. Een nationale rechter is verplicht ingevolge het Unierechtelijke voorrangsbeginsel om elke nationale rechterlijke praktijk die afbreuk doet aan zijn bevoegdheid om het EU-Hof vragen voor te leggen, buiten beschouwing te laten.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ-EU: vrijstelling van rechtsvervolging geldt niet wanneer op corruptie wijzende handelingen niet in de officiële hoedanigheid als lid van een EU-orgaan zijn verricht

HvJ-EU Het 30 november 2021, C-3/20 (LR Ģenerālprokuratūra)

De vrijstelling van rechtsvervolging voor ambtenaren en personeelsleden van de EU en die ook geldt voor de president van de centrale bank van een lidstaat is niet van toepassing wanneer vastgesteld wordt dat op corruptie wijzende handelingen van die president duidelijk niet zijn verricht in diens officiële hoedanigheid als lid van een orgaan van de ECB. De vrijstelling geldt niet indien de handelingen geen verband houden met de uitoefening van het ambt en bij de uitvoering van taken voor de betreffende EU-instelling.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR stelt prejudiciële vragen aan HvJ-EU over de in art. 8 Verordening 273/2004 voorkomende begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1841

Deze zaak betreft een OM-cassatie na vrijspraak wegens het niet voldoen aan de in art. 8 Verordening (EG) nr. 273/2004 opgenomen plicht tot informatieverstrekking door geen melding te doen van het vervoeren/ontvangen/opslaan/voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugsprecursoren (stoffen die vaak voor illegale vervaardiging van verdovende middelen worden gebruikt). Dit is strafbaar gesteld in art. 2.a Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU over de in art. 8 Verordening 273/2004 voorkomende begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’. De Hoge Raad wijdt in dat verband beschouwingen aan (de totstandkomingsgeschiedenis van) Verordening 273/2004, de afbakening tussen deze Verordening en Kaderbesluit 2004/757, dat voorschriften bevat over het bestraffen van verschillende gedragingen m.b.t. illegale handel in drugs en precursoren en de gevolgen van een beperkte of ruime interpretatie van de begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’ voor (de toepasselijkheid van) het nemo tenetur-beginsel.

Read More
Print Friendly and PDF ^