HR herhaalt relevante overwegingen over toepasselijkheid art. 8.2 Leerplichtwet

Hoge Raad 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:960

Art. 8, tweede lid, LPW dient aldus te worden verstaan dat het van toepassing is op iedere jongere die in het jaar voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, bevattende een verklaring als bedoeld in art. 8, eerste lid, LPW, geplaatst is geweest op een school in de zin van art. 1 LPW van de richting waartegen bezwaar wordt gemaakt, ongeacht of de jongere toen - kort gezegd - ingevolge art. 3, eerste lid, LPW leerplichtig was (vgl. HR 14 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ0497).

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt: voorwaardelijk opzet niet toereikend voor bewezenverklaring laster

Hoge Raad 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:904

Hoewel de wetgever met de uitdrukking 'wetende dat' in algemene zin een omschrijving geeft van het bestanddeel 'opzet' en in de rechtspraak van de Hoge Raad wordt aangenomen dat het bestanddeel 'wetende dat' in het algemeen opzet in voorwaardelijke vorm omvat, geeft de wetsgeschiedenis van art. 262 Sr aanleiding anders te oordelen over de betekenis van 'wetende dat' in die bepaling, omdat blijkens die wetsgeschiedenis het bestanddeel 'wetende dat' hier een bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap heeft, waarvoor voorwaardelijk opzet niet toereikend is (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL: HR:2014:3498).

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt overwegingen over kwalificatie medeplegen, aantreffen van verdachten in omstandigheden die op betrokkenheid duiden en ontbreken van contra-indicaties

Hoge Raad 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:967

Hetgeen is weergegeven, kan ook van belang zijn in een geval als het onderhavige waarin weliswaar met betrekking tot de toedracht van de diefstal niet is vastgesteld dat deze door medeplegers is begaan, maar dat zich wel kenmerkt door de omstandigheid dat kort na de diefstal de verdachte met een ander of anderen wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan (zoals wel het geval was in HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1319).

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over gegevensverstrekking op basis van handhavingsconvenant van politie, verhouding met art. 126nd Sv en gebruik inkomensgegevens in strafprocedure

Hoge Raad 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:856

Het middel komt op tegen de verwerping van een tot bewijsuitsluiting strekkend verweer. Daartoe wordt onder meer aangevoerd dat het oordeel van het Hof dat het door de politie op basis van het ‘Handhavingsconvenant regio IJsselland’ opvragen van inkomensgegevens bij de Belastingdienst niet op gespannen voet staat met art. 126nd Sv, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans ontoereikend is gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wetenschap van hawala-bankier, die beschikking heeft gehad over grote contante geldbedragen die in plastic zakken werden vervoerd naar Engeland, dat geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren?

Hoge Raad 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:984

Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd, onder meer omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

Read More
Print Friendly and PDF ^