Het voorhanden hebben van een vuurwapen: wat kan men van een minderjarige verdachte verwachten?

Noot onder HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504

Door Sam van de Akker, Baumgardt Strafcassatie Advocatuur

Op 5 november 2019 nam de procureur-generaal bij de Hoge Raad, Silvis, een – vanuit het perspectief van de verdediging - hoopgevende conclusie over het voorhanden hebben van vuurwapens (conclusie procureur-generaal J. Silvis 5 november 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1109).

Read More
Print Friendly and PDF ^

'Voorhanden hebben' wapen als bedoeld in artikel 26 WWM

Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:507

Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Falende bewijsklachten over opzettelijk niet (tijdig) doen van belastingaangiften en het aanmerken van verdachte als feitelijke leidinggever

Hoge Raad 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:406

Het eerste middel klaagt onder meer dat uit de bewijsvoering niet blijkt van opzet ten aanzien van – kort gezegd – het niet of niet tijdig doen van aangiften omzetbelasting door A. Daarnaast komt het middel op tegen ’s hofs oordeel dat de verdachte heeft aangemerkt als feitelijk leidinggever van het onder 1 ten laste gelegde, althans ‘s hofs verwerping van het hieromtrent namens de verdachte gevoerde verweer.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Omvang hoger beroep, gedeeltelijke intrekking en gevolgen voor sanctieoplegging

Hoge Raad 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:406

Indien bij samenloop van feiten niet tegen het vonnis in zijn geheel maar slechts tegen een of meer van die feiten hoger beroep is ingesteld, zal het hof - in geval van vernietiging ten aanzien van de sanctieoplegging - op de voet van artikel 423 lid 4 Sv voor de niet aan zijn oordeel onderworpen feiten de sanctie moeten ‘bepalen’. Dit betekent dat het hof moet beslissen welk gedeelte van de hoofdstraf en/of bijkomende straf(fen) en/of maatregel(en) geacht moet(en) worden door de eerste rechter te zijn opgelegd ter zake van het feit dat of de feiten die niet aan het oordeel van het hof is/zijn onderworpen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Shaken Baby-zaken: is een kans van 15 tot 23% op de dood aanmerkelijk te noemen?

Door S. van den Akker, Baumgardt Strafcassatie Advocatuur

Noot bij HR 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:493

De feiten die (uiteindelijk) hebben geleid tot het genoemde arrest van de Hoge Raad zijn allerminst droevig te noemen. Het gaat kortgezegd om een shaken baby-zaak. In de zogenaamde shaken baby-zaken wordt in cassatie veelal geklaagd over opzetoverwegingen van gerechtshoven. In het bijzonder wordt er vaak geklaagd over de rechtsopvattingen van de hoven met betrekking tot de aanmerkelijke kans.

Read More
Print Friendly and PDF ^