Vereisten voor het (als pleger) “voorhanden hebben” van voorwerp (art. 46 Sr)

Hoge Raad 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:193

Voor (als pleger) “voorhanden hebben” van voorwerp a.b.i. art. 46 Sr is vereist dat Verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dat houdt in dat Verdachte zich bewust was van (waarschijnlijke) aanwezigheid van voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot precieze eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in geval dat het niet anders kan dan dat Verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast vergt voorhanden hebben van voorwerp a.b.i. art. 46 Sr dat Verdachte feitelijke macht over voorwerp kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft voorwerp zich niet noodzakelijkerwijs in directe nabijheid van Verdachte te bevinden. Als medeplegen van het voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in art. 46 Sr is ten laste gelegd, dan moet komen vast te staan dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking door Verdachte met een of meer anderen die was gericht op voorhanden hebben van zo’n voorwerp. Ook dan is vereist dat Verdachte zich bewust was van (waarschijnlijke) aanwezigheid van voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot exacte locatie daarvan. Daarnaast moet vaststaan dat Verdachte tezamen met mededader(s) feitelijke macht over voorwerp heeft kunnen uitoefenen in hiervoor weergegeven zin.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wat als handtekening advocaat ontbreekt op schriftelijke volmacht aan griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen?

Hoge Raad 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:91

Een e-mailbericht kan als een schriftelijke volmacht als bedoeld in art. 450 lid 3 Sv tot het instellen van beroep in cassatie worden aangemerkt als in e-mailbericht zelf de volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de eis dat en een verklaring bevat van de advocaat dat hij door de Verdachte of klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep én die volmacht is voorzien van ondertekening door advocaat. Aan deze voorwaarden is in deze zaak niet voldaan, nu de e-mail van de advocaat van de klager niet (zelf of in de bijlage) een verklaring van de advocaat bevat dat zij bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van beroep in cassatie en die e-mail ook niet door de advocaat is ondertekend. Uit de omstandigheid dat namens de klager een cassatieschriftuur is ingediend door onder anderen dezelfde advocaat die de e-mail aan de griffie van de rechtbank heeft verzonden, moet worden afgeleid dat aan deze op 2 punten onvolkomen volmacht bij het instellen van beroep in cassatie de wens van klager ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen. Daarom leidt die onvolkomen volmacht niet tot niet-ontvankelijkverklaring in dit beroep. Conclusie AG anders.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Eerste zaak die aan HR is voorgelegd na beantwoording prejudiciële vragen over EncroChat-data blijft in stand

Hoge Raad 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192

De veroordeling van een verdachte wegens de (voorbereiding van) handel in drugs, het medeplegen van handel in vuurwapens en witwassen blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld. Het gerechtshof gebruikte voor het bewijs onder meer berichten van zogenoemde PGP-telefoons van dienstverlener EncroChat die Nederland ontving in het kader van een gemeenschappelijk onderzoek met Frankrijk.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer heeft een verdachte de “herkomst” van een geldbedrag en rechthebbende op dat bedrag “verhuld”?

Hoge Raad 23 januari 2023, ECLI:NL:HR:2024:47

De bestanddelen “verbergen” en “verhullen” a.b.i. art. 420bis.1.a Sr hebben betrekking op gedragingen die erop zijn gericht zicht te bemoeilijken op (onder meer) herkomst van voorwerp en wie rechthebbende op voorwerp is. Die gedragingen moeten tevens geschikt zijn om dat doel te bereiken. Het hof heeft geoordeeld dat Verdachte “met overleggen van stukken” (waarmee hof het oog heeft op stukken die Verdachte n.a.v. witwasbrief heeft doen overleggen en waarover door Verdachte op de terechtzitting in hoger beroep een verklaring is afgelegd die door hof is aangemerkt als “achteraf geconstrueerd samenstel van verzinsels”) heeft geprobeerd werkelijke herkomst van geld en kennelijk ook rechthebbende daarop te verhullen. Dat oordeel is ontoereikend gemotiveerd. Het hof heeft immers bewezenverklaard dat verhullen van herkomst van geld en van rechthebbende daarop heeft plaatsgevonden op 28-8-2020, terwijl overleggen van stukken en afleggen van verklaring daarover na die datum hebben plaatsgevonden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Witwassen door op verzoek bankrekening te openen en bankpas af te geven: Gedragingen gericht en geschikt om zicht te bemoeilijken op werkelijke aard en verhullen vervreemding

Hoge Raad 23 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:67

De bestanddelen “verbergen” en “verhullen” als bedoeld in art. 420bis.1.a Sr hebben betrekking op gedragingen die erop zijn gericht zicht te bemoeilijken op (onder meer) herkomst van voorwerp en wie rechthebbende op voorwerp is. Die gedragingen moeten tevens geschikt zijn om dat doel te bereiken. Het hof heeft bewezenverklaard dat Verdachte door haar handelen de werkelijke aard en vervreemding heeft verhuld en heeft verhuld wie rechthebbende op het van misdrijf afkomstige geld was. Hof heeft daartoe vastgesteld dat verdachte, tegen toegezegde betaling van 10% van opbrengst, op verzoek van iemand die rekeningnummer nodig had om geld door te sluizen, bankrekening heeft geopend, dat zij daarbij behorende bankpas thuis heeft ontvangen, dat twee jongens bankpas bij haar zijn komen ophalen en dat haar is verteld dat er geld zou worden overgeschreven op bankrekening en dat twee jongens dat geld zouden opnemen door met haar bankpas te pinnen. In de vaststellingen van het hof ligt besloten dat, gelet op wat aan Verdachte was verteld, de gedragingen van Verdachte (op haar naam openen van bankrekening en uit handen geven van de aan die bankrekening gekoppelde bankpas) erop gericht waren het mogelijk te maken dat door in bewezenverklaring genoemde personen overgeboekte en op bankrekening gestorte bedragen door jongens van rekening konden worden gehaald, waarmee deze jongens contante, niet naar genoemde personen herleidbare geldbedragen in handen konden krijgen en waarmee tevens uit beeld zou blijven wie uiteindelijk over de door genoemde personen overgemaakte geldbedragen zou komen te beschikken.

Read More
Print Friendly and PDF ^