HR: enkele vordering uit ‘unjust enrichment’ betekent niet dat verbeurdverklaard saldo aan klaagster ‘toekomt’ a.b.i. art. 552b lid 1 Sv; geen belanghebbende, geen recht op afgifte

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:653

Wanneer een klager op grond van een civielrechtelijke verbintenis, zoals een overeenkomst, een onrechtmatige daad, een onverschuldigde betaling of een ongerechtvaardigde verrijking, jegens een bepaalde (rechts)persoon een vordering heeft tot betaling van een geldbedrag van zekere omvang, brengt dit niet mee dat zich in het vermogen van die persoon een bepaald geldbedrag bevindt dat kan worden aangemerkt als een ‘voorwerp’ dat aan die klager toekomt in de zin van artikel 552b lid 1 Sv. De klager beschikt in dat geval immers slechts over een vordering tot betaling van het verschuldigde geldbedrag, zodat niet kan worden gezegd dat hij aanspraak kan maken op de afgifte van een bepaald, in de strafzaak van zijn schuldenaar verbeurd verklaard geldbedrag. Dit is in lijn met de rechtspraak met betrekking tot vorderingen uit een leenovereenkomst. In een dergelijk geval kan de klager dan ook niet als ‘belanghebbende’ worden aangemerkt in de zin van artikel 552b lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Kan een contactverbod worden opgelegd als de naleving daarvan niet onder alle omstandigheden afhankelijk is van het gedrag van de verdachte?

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:629

De verdachte klaagt dat de vrijheidsbeperkende maatregel, in het bijzonder het gebod om geen enkel contact “te hebben” met het slachtoffer, niet volledig afhankelijk is van zijn eigen gedragingen. Volgens de verdachte kan immers het slachtoffer zelf contact leggen, waarmee de verdachte mogelijk in strijd met de maatregel zou handelen zonder eigen initiatief.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Kunnen vorderingen BP ter zake van kosten voor geestelijke gezondheidszorg als vergoeding voor materiële schade toewijzen, terwijl hof vorderingen immateriële schade heeft afgewezen?

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:629

Het hof mocht de vorderingen van benadeelde partijen A en B voor kosten van geestelijke gezondheidszorg en eigen risico toewijzen als materiële schade. Voor toewijzing is vereist dat er voldoende verband bestaat tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, waarbij de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beoordeling van dit verband. Het hof heeft geoordeeld dat deze kosten directe vermogensschade vormen in de zin van artikel 6:95 en 6:96 BW. Dat het hof daarnaast de vorderingen ter zake van immateriële schade heeft afgewezen op grond van artikel 6:106 BW, doet aan de toewijsbaarheid van de materiële schade niet af.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Hoge Raad bevestigt veroordeling wegens wederspannigheid bij boerenprotest richting woning minister

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:646

De zaak betreft een verdachte die deelnam aan een boerenprotest op 28 juni 2022, gericht tegen het stikstofbeleid van de overheid. Naar aanleiding van aangekondigde stikstofmaatregelen was een stoet van trekkers en landbouwvoertuigen onderweg naar de woning van de toenmalige minister voor Natuur en Stikstof. Om te voorkomen dat de demonstranten de woning bereikten, zette de politie meerdere kruisingen af met politieauto’s en afzetlinten. De verdachte, samen met anderen, heeft actief geprobeerd een politieauto weg te duwen en te verplaatsen om ruimte te creëren voor de tractoren om door te rijden richting de woning van de minister. Hierbij zijn ook vernielingen aangericht, waaronder het inslaan van een ruit van een politieauto en het verspreiden van strobalen over de weg en de politievoertuigen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt beoordelingskader aanhoudingsverzoeken

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:658

De Hoge Raad herhaalt het beoordelingskader voor aanhoudingsverzoeken. Een aanhoudingsverzoek kan op de terechtzitting worden gedaan door de verdachte of door zijn raadsman, ook als deze niet gemachtigd is, mits het verzoek gericht is op het effectueren van het aanwezigheidsrecht. De verdachte of zijn raadsman moet daarbij concreet aangeven welke omstandigheid het verzoek rechtvaardigt, anders mag de rechter het verzoek zonder meer afwijzen. Indien de aangedragen omstandigheid onvoldoende is onderbouwd, kan de rechter om nadere gegevens vragen of het verzoek alsnog afwijzen als onvoldoende aannemelijk. Als de aangedragen omstandigheden wel aannemelijk zijn, moet de rechter een belangenafweging maken tussen het aanwezigheidsrecht van de verdachte en het belang van een doeltreffende en spoedige berechting, en bij afwijzing zijn beslissing deugdelijk motiveren.

Read More
Print Friendly and PDF ^