HR kritisch over behandeling (zeer) hoge vordering benadeelde partij in het strafproces
/Hoge Raad 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:646
De Hoge Raad herhaalt eerdere relevante overwegingen met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding waarmee degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich als benadeelde partij kan voegen in strafproces en gaat nader in op verplichting van de strafrechter zich ervan te vergewissen dat partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de toewijsbaarheid van de vordering benadeelde partij genoegzaam naar voren te brengen. De verplichting van de strafrechter vraagt aandacht waar het gaat om schadevergoedingsvorderingen van nabestaanden voor gederfd levensonderhoud, mede omdat het in die gevallen kan gaan om zeer hoge vorderingen waarvan toewijzing en oplegging van schadevergoedingsmaatregel ingrijpende consequenties voor verdachte kunnen hebben. In die gevallen mag van de strafrechter worden verwacht dat hij er blijk van geeft, rekening houdend met bijzonderheden van partijdebat over zo’n vordering, te hebben beoordeeld of beide partijen in voldoende mate in gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen m.b.t. (betwisting van) toewijsbaarheid van die vordering genoegzaam naar voren te brengen, en, als dit aan zijde van verdachte niet zo is, of eigen onderzoek van rechter naar toewijsbaarheid van vordering daarvoor voldoende compensatie biedt. De Hoge Raad merkt op dat mogelijkheid tot splitsing van vordering ook bestaat in gevallen waarin strafrechter tot conclusie komt dat de benadeelde partij aanspraak heeft op vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud maar dat die schade vooralsnog slechts toewijsbaar is tot lager bedrag dan waarvan vergoeding is gevorderd.
Read More