ABRvS: Vrijspraak strafrechter betekent niet dat partij evident geen overtreder is van milieunormen i.v.m. aanwezigheid drugslab
/Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:996
Appellant is de eigenaar van het perceel locatie in Voorst waar in 2017 een hennepplantage is aangetroffen. Op 10 januari 2018 heeft de politie aan de gemeente gemeld dat op het perceel een drugslaboratorium was ontdekt en dat het laboratorium werd ontruimd. Toen is geconstateerd dat het afval uit het productieproces in de mestkelders en het riool is geloosd. Op 11 januari 2018 is door controleurs van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel geconstateerd dat de vloeren van de drie productieruimten inclusief de mestgoten zijn besmet. Het gaat hier om ongeveer 60 m² aan vloeroppervlak. Een van de twee mestkelders in de grote schuur is gebruikt om het afval op te slaan en van daaruit in het riool en de sloot te pompen. De andere mestkelder staat vol water. De mestgoot van de productieruimte komt uit op de eerste mestkelder. De inhoud van beide mestkelders bestaande uit chemisch afval en hemelwater is ongeveer 45 m³. Het voorgaande is beschreven in het aan de last onder bestuursdwang ten grondslag gelegde controlerapport van 11 januari 2018.
Bij besluit van 30 januari 2018 is aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd wegens bodemverontreiniging. Volgens het college is er sprake van overtreding van artikel 13 van de Wet bodembescherming, artikel 1.1a van de Wet milieubeheer en artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet gelezen in verbinding met artikel 7:22 van het Bouwbesluit 2012. Appellant heeft tegen het besluit geen rechtsmiddelen aangewend en aangegeven geen gevolg te kunnen geven aan de last. Het college is vervolgens tot uitvoering van de last overgegaan. Bij besluit van 8 maart 2019 heeft het college de kosten van de toegepaste bestuursdwang op appellant verhaald.
Vast staat dat in strijd met de hiervoor genoemde artikelen is gehandeld en het college daarom bevoegd was om handhavend op te treden. Appellant is het niet met het in bezwaar gehandhaafde besluit van 8 maart 2019 eens, omdat zij vindt dat de kosten niet bij haar moeten worden verhaald. Bovendien zijn de kosten volgens haar onnodig hoog.
Appellant betoogt dat het college de kosten niet op haar kan verhalen, omdat zij geen overtreder is. Zij is niet degene die de overtreding heeft gepleegd, maar dit is gedaan door anderen. Dit blijkt uit het vonnis van de strafrechter van de rechtbank Gelderland van 27 maart 2019. Zij is ook geen medepleger, omdat zij geen intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. In dit verband verwijst zij naar de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2845. Haar bijdrage is alleen het ter beschikking stellen van de schuur waarin het drugslaboratorium is gevonden. Daarmee is zij geen overtreder als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
In het besluit van 30 januari 2018 is appellant aangemerkt als overtreder. appellant had in een procedure tegen dat besluit aan de orde moeten stellen dat zij geen overtreder is. Het besluit van 30 januari 2018 is in rechte onaantastbaar.
Een belanghebbende in de procedure tegen de invorderingsbeschikking of de kostenverhaalsbeschikking kan in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen, als evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of betrokkene geen overtreder is (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466).
In wat appellant naar voren heeft gebracht, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat hier sprake is van zo’n uitzonderlijk geval. Hieruit volgt namelijk niet evident dat zij geen overtreder is. Deze beroepsgrond kan daarom niet meer in het kader van de toetsing van de kostenverhaalsbeschikking aan de orde komen. Dat zij niet wist dat ze bezwaar moest maken, is ook geen uitzonderlijk geval als hiervoor bedoeld. Onderaan het besluit waarbij de last is opgelegd en is aangekondigd dat de kosten op haar zouden worden verhaald, staat een rechtsmiddelenclausule. Daarmee is zij op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om bezwaar te maken, als zij het niet eens is met het besluit.
Het betoog slaagt niet.
Lees hier de volledige uitspraak.