Conclusie AG Aben met lezenswaardig lesje 'stappenplan witwassen'
/Parket bij de Hoge Raad 18 februari 2025, ECLI:NL:PHR:2025:234
In een recent advies aan de Hoge Raad geeft AG Aben een lezenswaardig lesje ‘stappenplan witwassen’.
De verdachte is door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 81 maanden wegens betrokkenheid bij een criminele organisatie, drugshandel en gewoontewitwassen. De strafzaak maakt deel uit van de omvangrijke megazaak Amber, waarin meerdere verdachten terechtstaan voor ernstige strafbare feiten, waaronder drugshandel en witwassen.
Het onderzoek begon na anonieme meldingen en informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), waarna de opsporingsdiensten telefoongesprekken en dataverkeer onderschepten. Op basis van deze intercepties concludeerde de rechtbank dat de verdachte een leidinggevende rol speelde binnen een crimineel netwerk en betrokken was bij de financiering en het witwassen van criminele gelden.
Cassatie
De verdachte ging in cassatie tegen de bewezenverklaring van gewoontewitwassen. Het verweer richtte zich met name op de herkomst van de witgewassen gelden. Volgens de verdediging ontbrak het bewijs dat de geldbedragen “afkomstig waren uit enig misdrijf”. De verdachte stelde dat de betreffende bedragen mogelijk afkomstig waren uit legale gokwinsten of andere legale inkomsten.
Daarnaast werd betoogd dat de rechtbank haar oordeel vooral had gebaseerd op verhullende handelingen, zoals het doen van salarisbetalingen zonder tegenprestaties, zonder voldoende bewijs dat de geldbedragen daadwerkelijk crimineel van oorsprong waren. De vraag was of het enkele verhullen van geldstromen al voldoende was om witwassen te bewijzen, of dat de herkomst van het geld expliciet uit misdrijf moest blijken.
Oordeel van het hof over gewoontewitwassen
Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn echtgenote betrokken waren bij een constructie waarbij een totaalbedrag van € 24.490 werd overgemaakt als salaris, terwijl er geen daadwerkelijke werkzaamheden tegenover stonden. Op basis van afgeluisterde gesprekken en banktransacties stelde het hof vast dat de verdachte een actieve rol speelde in deze geldstromen.
Het hof verwierp de stelling dat de verdachte grote sommen geld had verdiend met gokken. De aangevoerde bewijsstukken, zoals een verklaring van een medeverdachte over casino-winsten en een proces-verbaal waarin werd vermeld dat de verdachte grote contante bedragen had omgewisseld in een casino, waren volgens het hof niet concreet en onvoldoende verifieerbaar.
Bewijskader voor witwassen: de rol van een verklaring
Een kernpunt in deze zaak is het juridische beoordelingskader voor witwassen, waarbij de rechter moet vaststellen of een geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Dit gebeurt doorgaans in drie stappen:
Bestaat er een gerechtvaardigd vermoeden dat het geld een criminele herkomst heeft?
Kan de verdachte een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geven voor de legale herkomst van het geld?
Heeft het Openbaar Ministerie nader onderzoek gedaan naar deze verklaring, en kan ondanks die verklaring toch witwassen worden bewezen?
Betekenis van een ‘verklaring’ in witwaszaken
Een verklaring in een witwaszaak moet niet alleen een mededeling zijn, maar een inhoudelijke en plausibele uitleg die een geloofwaardig alternatief biedt voor de feiten en omstandigheden in de zaak. Dit betekent dat een verdachte niet alleen hoeft te verklaren dat het geld uit een legale bron komt, maar ook een samenhangend en controleerbaar scenario moet presenteren dat strookt met de beschikbare bewijsmiddelen.
Vereisten voor een plausibel alternatief scenario
Een verklaring is pas effectief als deze:
Een logische verklaring biedt voor de herkomst van de gelden.
Controleerbaar en verifieerbaar is aan de hand van objectieve bronnen.
Actief wordt verdedigd door de verdachte en niet slechts wordt aangedragen als mogelijkheid.
In deze zaak stelde het hof vast dat de verdachte geen overtuigend alternatief scenario had gepresenteerd. De suggestie dat het geld afkomstig was uit gokwinsten was onvoldoende onderbouwd en kon niet als geloofwaardig worden beschouwd. Hierdoor bleef het initiële witwasvermoeden overeind, en werd het ontbreken van een valide verklaring tegen de verdachte gebruikt in het bewijs van gewoontewitwassen.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Lees hier de volledige conclusie.