Kosten rechtsbijstand van undercover activist (die zelf strafbare feiten heeft gepleegd) bij varkensslachterij na beleidssepot toegewezen

Rechtbank Gelderland 4 september 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:6124

De verzoeker tot vergoeding van kosten voor rechtsbijstand had undercover gewerkt bij een slachthuis om ernstige en structurele dierenmishandeling aan het licht te brengen. Tijdens zijn undercoveroperatie had de verzoeker opnames gemaakt van de misstanden en deze vervolgens aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het Openbaar Ministerie (OM) verstrekt. Deze actie leidde tot nader bestuurs- en strafrechtelijk onderzoek door de autoriteiten.

De verzoeker werd aanvankelijk als getuige gehoord, maar later ook als verdachte aangezien hij zelf betrokken was geraakt bij strafbare handelingen tijdens de undercoveroperatie. Dit leidde tot kosten voor rechtsbijstand, waarvoor de verzoeker een vergoeding had aangevraagd.

Het OM had de zaak tegen de verzoeker geseponeerd, wat betekende dat hij niet verder vervolgd werd. Het OM verzette zich echter tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding, onder meer omdat een stichting, waar de verzoeker voor werkte, de kosten van de rechtsbijstand had gedragen. Bovendien vond het OM dat de seponering op zichzelf al voldoende tegemoetkoming was, gezien de betrokkenheid van de verzoeker bij strafbare feiten.

Ter zitting heeft de advocaat dit genuanceerd en gesteld dat de stichting die kosten heeft voorgeschoten en dat verzoeker die zal moeten terugbetalen. Verzoeker zal langs die weg dus wel de kosten van de rechtsbijstand dragen, waardoor het voorschieten geen grond is om het verzoekschrift af te wijzen. Zelfs als van voorschieten geen sprake zou zijn geweest en kosten definitief voor rekening van de werkgever komen, dan is het – al dan niet tijdelijk – dragen van de kosten door een ander dan verzoeker onvoldoende grond om het verzoek af te wijzen, zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1428).

De rechtbank oordeelt anders. De rechtbank vindt dat de undercoveractie van groot maatschappelijk belang was, aangezien het de enige manier was om structurele dierenmishandeling aan de kaak te stellen. De verzoeker heeft deze handelingen alleen verricht om deze misstanden vast te leggen en zou bij vervolging mogelijk een succesvol beroep op een noodtoestand hebben kunnen doen, wat had kunnen leiden tot vrijspraak. Hierdoor werd de actie van de verzoeker gerechtvaardigd geacht.

“De enige manier om aandacht te vragen voor deze structurele dierenmishandeling tegenwoordig is het maken van – soms schokkende – beeldopnames teneinde de verantwoordelijke autoriteiten zover te krijgen eindelijk in actie te komen. Dat kan vaak alleen via ‘undercover-operaties’ en in dat verband is het welhaast onontkoombaar zelf in zekere mate deel te nemen aan de bewuste handelingen. Verzoeker heeft dat gedaan, maar is er zelf ook van geschrokken achteraf. Bij vervolging is het bepaald niet denkbeeldig dat verzoeker met succes een beroep zou kunnen doen op de rechtvaardigingsgrond noodtoestand, die overmacht kan opleveren als verdachte bij een conflict van maatschappelijke plichten de gerechtvaardigde keuze maakt de wet te overtreden om een ander, zwaarwegend belang te dienen. In zekere heeft verzoeker het onderzoek gedaan dat de controlerende overheidsinstellingen voortdurend laten liggen (of niet aan toe komen door structurele onderbezetting).”

De rechtbank kent de volledige gevraagde vergoeding van €2.181,48 toe aan de verzoeker, inclusief de kosten van het opstellen en behandelen van het verzoekschrift.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^