Ontneming in (milieu) economisch strafrechtelijk onderzoek bij feitelijk leidinggever

Rechtbank Noord-Holland 23 december 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:13413

De rechtbank heeft zich uitgesproken over de ontnemingsvordering in de strafzaak Boomtomaat, waarin vijf bedrijven en hun bestuurder en algemeen directeur betrokken waren. De bedrijven hielden zich bezig met afvalverwerking, diervoederproductie en biodieselproductie. De verdachte uit deze concrete uitspraak was de algemeen directeur en feitelijk leidinggevende en werd veroordeeld voor diverse milieudelicten, overtredingen van diervoeder- en biodieselregelgeving en valsheid in geschrift.

De verdachte was algemeen directeur en feitelijk leidinggevende van vijf bedrijven:

  • bedrijf 1 (voorheen bedrijf 6), actief in afvalverwerking

  • bedrijf 2 (voorheen bedrijf 7), producent van diervoeders

  • bedrijf 3 (voorheen bedrijf 9), producent van biodiesel

  • bedrijf 4 (voorheen bedrijf 10), ondersteunend op het gebied van personeelszaken en financiën

  • bedrijf 5, bestuurder en enig aandeelhouder van bedrijf 4 en via bedrijf 4 ook indirect eigenaar en bestuurder van bedrijf 1, bedrijf 2 en bedrijf 3

De verdachte was sinds 2004 algemeen directeur van bedrijf 5 en hield via dit bedrijf het volledige eigendom en de zeggenschap over de andere ondernemingen. Zowel de verdachte als de ondernemingen, met uitzondering van bedrijf 4, zijn op 21 juli 2023 door de rechtbank veroordeeld voor diverse economische en milieustrafbare feiten.

Vordering van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie vorderde aanvankelijk een ontnemingsbedrag van € 83.271.074,00, gebaseerd op het voordeel dat de bedrijven en verdachte hebben behaald met de gepleegde strafbare feiten. Uiteindelijk werd het gevorderde bedrag, mede door overschrijding van de redelijke termijn, verlaagd naar € 82.889.233,00.

Standpunt van de verdediging

De verdediging voerde primair aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de ontnemingsvordering, althans voor zover deze betrekking had op het voordeel verkregen door de productie en handel in biodiesel in strijd met Europese regelgeving. Volgens de verdediging was sprake van willekeur, nu in vergelijkbare gevallen geen strafvervolging was ingesteld, maar bedrijven de mogelijkheid kregen om hun productieproces aan te passen. Ook werd een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel, omdat de ernst van de overtreding volgens de verdediging gering was.

Daarnaast betwistte de verdediging de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Volgens de verdediging moest de vergelijking worden gemaakt tussen de werkelijke situatie en een hypothetische rechtmatige situatie, waarin de ondernemingen hun bedrijfsactiviteiten op legale wijze hadden voortgezet. De verdediging stelde dat in dat geval de bedrijfsresultaten grotendeels gelijk zouden zijn gebleven en dat daarom een aanzienlijk lager bedrag kon worden ontnomen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was en verwierp het beroep op willekeur en evenredigheid. Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd niet het gehele bedrijfsresultaat van de ondernemingen ontnomen, maar werd gekeken naar besparingen op kosten en ongeoorloofde winsten die in strijd met regelgeving waren behaald.

De rechtbank oordeelde dat:

  • het voordeel uit de biodieselproductie op basis van niet-toegestane vetten en afwijkende procesparameters neerkwam op besparingen in inkoop- en energiekosten;

  • de export van verboden glycerine € 500.896,00 aan voordeel opleverde;

  • het vervalsen van de massabalans weliswaar een certificaat en hogere verkoopprijzen opleverde, maar de omvang van dat voordeel niet beredeneerd kon worden vastgesteld, waardoor dit op nihil werd geschat.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel werd uiteindelijk vastgesteld op een lager bedrag dan de eis van het Openbaar Ministerie. De rechtbank hanteerde een rekenmethode waarbij een redelijke hypothetische rechtmatige situatie werd meegenomen, waardoor niet de volledige bedrijfswinst, maar alleen het daadwerkelijk onrechtmatig behaalde voordeel werd ontnomen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^