Rb herhaalt: enkele niet voldoen aan administratieplicht is niet zonder meer toereikend als bewijs voor ‘bedrieglijke verkorting’
/Rechtbank Gelderland 18 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2262
Verdachte heeft niet voldaan aan de op hem als bestuurder van een BV rustende verplichting om een boekhouding te bewaren en deze op verzoek van de curator aan te leveren. De afwikkeling van het faillissement is hierdoor bemoeilijkt en het faillissement is uiteindelijk opgeheven wegens gebrek aan baten. Door de handelwijze van verdachte wordt het in de samenleving bestaande vertrouwen in een deugdelijke en eerlijke afwikkeling van een faillissement geschonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen heeft de officier van justitie (partiële) vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Ze heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van de schuldeisers. Verdachte heeft op 5 juni 2015 zijn handtekening gezet onder de notulen van de algemene ledenvergadering van BV waarin verdachte tot bestuurder werd benoemd. Verder heeft hij geen enkele handeling binnen de BV verricht. Van opzet op verkorting van de rechten van de schuldeisers kan daarom geen sprake zijn. Ook ging verdachte er niet van uit dat hij op 5 juni 2015 al bestuurder zou zijn, omdat met de vorige bestuurder was afgesproken dat verdachte de notulen alvast zou tekenen, maar de bestuurswisseling pas zou plaatsvinden nadat verdachte de boekhouding had ingezien en ze bij de notaris zouden zijn geweest.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat er voor 5 juni 2015 weinig tot geen boekhouding werd gevoerd en dat het voor verdachte daarom onmogelijk was enige boekhouding samen te stellen, laat staan een complete boekhouding te overleggen. Het niet overleggen of kunnen overleggen van een complete administratie is niet aan verdachte te wijten. Hij dient daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 5 juni 2015 heeft verdachte de notulen van de algemene ledenvergadering van BV ondertekend, waarin staat vermeld dat verdachte met ingang van 5 juni 2015 tot nieuwe bestuurder en tevens enig aandeelhouder van BV is benoemd. Op 12 juni 2015 is verdachte in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als bestuurder van BV per 5 juni 2015. Gelet op genoemde stukken is de rechtbank van oordeel dat verdachte vanaf 5 juni 2015 als bestuurder van BV kan worden aangemerkt.
BV, gevestigd te Angeren, gemeente Lingewaard, is op 22 september 2015 in staat van faillissement verklaard. Op 6 september 2016 is het faillissement opgeheven wegens gebrek aan baten.
De curator, Naam, heeft op 18 november 2015 per e-mail aan verdachte, welke e-mail ook door verdachte is ontvangen, verzocht om voor de afwikkeling van het faillissement aan haar de volgende stukken te verstrekken:
Een actuele crediteurenlijst in een Excel-bestand met bijbehorende NAW-gegevens;
Een actuele debiteurenlijst in een Excel-bestand met bijbehorende NAW-gegevens;
Een overzicht van alle bankrekeningen en bankrekeningnummers;
Kopieën van de polissen van afgesloten verzekeringen. Hierbij kunt u denken aan een opstalverzekering, inboedelverzekering, autoverzekering, rechtsbijstandverzekering, levensverzekeringen, algemene bedrijfsverzekering etc;
Eventuele leaseovereenkomst(en);
Eventuele huurovereenkomst(en);
De - indien van toepassing - tussen de aandeelhouders en gefailleerde vennootschap gesloten leningsovereenkomsten;
De bankstukken met betrekking tot de eventuele financiering van de gefailleerde vennootschap;
Een actuele voorraadlijst;
Een actuele inventarislijst;
Een overzicht van het rollend materieel;
De openstaande inkoopfacturen (in hard-copy);
De openstaande verkoopfacturen (in hard-copy);
Een OHW-lijst;
De (concept)jaarstukken over 2012 en 2013, alsmede een kolommenbalans over 2013 en 2014;
Een auditfile van de digitale administratie.
De curator heeft van verdachte geen administratie van BV ontvangen.
De rechtbank overweegt dat om tot een veroordeling van het primair ten laste te kunnen komen niet alleen wettig en overtuigend bewezen moet worden dat verdachte een slechte of zelfs geen administratie heeft gevoerd, maar ook dat dit plaats vond ter bedrieglijke verkorting van schuldeisersrechten. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad op dit inmiddels gewijzigde wetsartikel impliceert dit dat ten minste de aanmerkelijke kans werd aanvaard op benadeling van schuldeisers en dat tijdens de verweten gedraging het vooruitzicht van faillissement moest bestaan. Het enkele niet voldoen aan de administratieplicht is volgens de jurisprudentie niet zonder meer toereikend als bewijs voor ‘bedrieglijke verkorting’.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval niet voldaan aan deze hoge bewijslast. Verdachte heeft, anders dan het ondertekenen van de notulen van de algemene ledenvergadering, geen activiteiten verricht in BV. Hij had daarnaast geen zicht op de financiële situatie van de BV nu de administratie van de BV voor de bestuursoverdracht niet aan hem was overgedragen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, mocht de administratie wel zijn overgedragen, verdachte daar niet direct uit had kunnen afleiden dat een faillissement dreigende was, mede gelet op de verklaring van de curator inhoudende dat zij op basis van de - weliswaar zeer gebrekkige - administratie van de BV niet kon vaststellen dat er zicht was op een faillissement van BV.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen om de administratie te bewaren en deze aan de curator ter beschikking te stellen. Het niet voldoen aan deze verplichtingen kan bovendien aan verdachte worden verweten. Van een bestuurder mag immers worden verwacht dat hij het bestaan en de omvang van zijn wettelijke verplichtingen kent en die ook naleeft. De omstandigheid dat de voormalig bestuurder er een gebrekkige boekhouding op nahield en deze niet aan verdachte heeft overgedragen ontslaat verdachte niet van zijn eigen bestuurlijke verantwoordelijkheden.
De rechtbank acht derhalve het subsidiair aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu daarvan uit het dossier niet is gebleken.
Bewezenverklaring
Aan hem als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, te wijten zijn dat aan de in artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen niet is voldaan en dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens die artikelen administratie gevoerd is en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat worden te voorschijn gebracht.
Strafoplegging
Geldboete van €2.500.
Lees hier de volledige uitspraak.