Richtinggevende uitspraak CBb over bevoegdheid AFM/DNB om boetes met naam en toenaam te publiceren
/College van Beroep voor het bedrijfsleven 25 februari 2025, ECLI:NL:CBB:2025:102
Deze zaak betreft de openbaarmaking door de AFM van een bestuurlijke boete opgelegd aan een voormalig bestuurder van een beleggingsinstelling. De AFM heeft het boetebesluit openbaar gemaakt op grond van de Wft. De betrokkene, naam 1, stelt dat de openbaarmaking onevenredige schade veroorzaakt en dat de AFM had moeten overgaan tot geanonimiseerde openbaarmaking.
Achtergrond
De AFM heeft aan naam 1 een bestuurlijke boete opgelegd vanwege het feitelijk leidinggeven aan een overtreding van de Wft door een beleggingsinstelling waarvan hij bestuurder was. de overtreding bestond uit het niet voeren van adequaat beleid ter waarborging van een integere bedrijfsvoering.
Standpunt van de AFM
De AFM stelt dat zij op grond van artikel 1:97 wft verplicht is om boetebesluiten openbaar te maken zodra deze onherroepelijk zijn geworden. volgens de AFM dient openbaarmaking meerdere doelen, waaronder het informeren van marktpartijen, het waarschuwen van beleggers en het ontmoedigen van toekomstige overtredingen. de AFM betoogt dat de door naam 1 gestelde schade niet voldoende ernstig is om van deze verplichting af te wijken.
Standpunt van de verdediging
Naam 1 voert aan dat de AFM in strijd met artikel 1:98 Wft heeft gehandeld, omdat de openbaarmaking hem onevenredige schade berokkent. hij wijst erop dat de boete al bekend was door eerdere berichtgeving in het financiële dagblad (fd) en andere media, waardoor het doel van openbaarmaking al was bereikt. daarnaast stelt hij dat hij aanzienlijke reputatieschade heeft geleden, wat onder andere heeft geleid tot zijn uitschrijving bij een certificeringsinstituut voor financiële professionals.
Oordeel van het CBb
Het college stelt vast dat de AFM bevoegd was om tot openbaarmaking over te gaan, omdat het boetebesluit onherroepelijk was geworden na de uitspraak van 30 juni 2020, waarin het college de hoogte van de boete heeft verlaagd. De AFM mocht het volledige boetebesluit openbaar maken, inclusief de oorspronkelijke boetehoogte en de verlaging daarvan.
Bij de beoordeling of geanonimiseerde openbaarmaking noodzakelijk was, benadrukt het college dat de afm een belangenafweging moet maken tussen de schade die de betrokkene lijdt en de vier doelen van openbaarmaking: transparantie van toezicht, voorlichting aan marktpartijen, bescherming van gedupeerden en afschrikking van toekomstige overtreders. De AFM heeft deze belangen correct afgewogen en terecht geconcludeerd dat volledige openbaarmaking gerechtvaardigd was.
De door naam 1 gestelde schade is volgens het college onvoldoende onderbouwd. De reputatieschade en financiële gevolgen die hij noemt, zijn deels een gevolg van de media-aandacht en niet uitsluitend van de openbaarmaking door de AFM. Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat de openbaarmaking een directe bedreiging vormde voor zijn professionele toekomst.
Het college bevestigt dat de AFM terecht het boetebesluit openbaar heeft gemaakt zonder anonimisering.
Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. De AFM mag het boetebesluit volledig publiceren, inclusief de oorspronkelijke boetehoogte en de later vastgestelde verlaging.
Lees hier de volledige uitspraak.