Veroordeling bedrijf na het op de markt brengen van met salmonella besmette eieren

Rechtbank Overijssel 25 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1860

De rechtbank veroordeelt een bedrijf tot het betalen van een geldboete van 80.000 euro. Het bedrijf heeft zich schuldig gemaakt aan het op de markt brengen van eieren die besmet waren met salmonella, terwijl zij, althans haar directeur en bedrijfsleider, wist dat dit schadelijk was voor het leven of de gezondheid en terwijl zij dit schadelijk karakter voor de afnemers verzweeg. 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de wetenschap dat de eieren besmet waren met salmonella niet kan worden bewezen.

Het oordeel van de rechtbank

De registratie rondom salmonella besmettingen op pluimveebedrijven in Nederland wordt uitgevoerd door stichting stichting. Deze stichting maakt voor de registratie gebruik van de database KIPnet en wanneer er in KIPnet een positieve uitslag van een salmonellatest wordt geregistreerd, wordt hiervan automatisch een melding gedaan bij de NVWA. De NVWA is op haar beurt verantwoordelijk voor het inschatten en zo nodig inperken van de risico’s voor de volksgezondheid.

De rechtbank stelt op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.

Medeverdachte 1 is middels verdacht bedrijf B.V. de bestuurder van verdachte. Onder de BV vielen in elk geval in de ten laste gelegde periode een viertal pluimveebedrijven, waaronder het bedrijf op de locatie te Wouterswoude. Op de locatie Wouterswoude werden in drie stallen (genaamd stal 1, 2 en 3) leghennen gehouden. Op die locatie was Medeverdachte 2 werkzaam als bedrijfsleider en hij was daar volledig verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Zo werkte hij mee in de stallen, stuurde de aldaar werkzame personen aan en zette de partijen eieren klaar voor transport naar afnemers. Medeverdachte 1 was als directeur eindverantwoordelijk. Medeverdachte 1 en Medeverdachte 2 hadden geregeld telefonisch contact en Medeverdachte 2 heeft verklaard dat hij en Medeverdachte 1 alles overlegden. Als bedrijfsleider was Medeverdachte 2 verantwoordelijk voor het nemen van monsters in de stallen, die vervolgens door het laboratorium bedrijf 1 getest werden op salmonella.

Na een barbecuefeestje in Duitsland op 17 juni 2017 zijn acht van de elf aanwezigen ziek geworden door een salmonellabesmetting. Uit onderzoek is gebleken dat de besmetting werd veroorzaakt door een mayonaise die was gemaakt van met salmonella besmette eieren en dat deze eieren afkomstig waren uit stal 1 en/of 2 van het pluimveebedrijf te Wouterswoude. Uit afleverdocumenten blijkt ook dat de eieren die in de stallen 1 en 2 geproduceerd werden, in de ten laste gelegde periode aan bedrijf 2 in Duitsland zijn geleverd.

Naar aanleiding hiervan heeft de NVWA op 7 juli 2017 zelf monsters genomen van eieren en mest in de stallen te Wouterswoude. In totaal werden in alle drie de stallen door middel van plastic overschoentjes 21 mestmonsters genomen, waarvan er twintig positief werden bevonden op salmonella. Uit onderzoek is gebleken dat er een zeer nauw genetisch verband bestaat tussen de salmonellastam die is aangetroffen op verschillende dragers afkomstig van het barbecue-feestje in Duitsland dat plaatsvond 17 juni 2017 enerzijds en de salmonellastam aangetroffen op 7 juli 2017 in de stal van pluimveebedrijf te Wouterswoude anderzijds.

Er is ook onderzoek uitgevoerd aan de database van bedrijf 1. Gebleken is dat de monsternummers 300261 en 301142 genomen in stal 2 te Wouterswoude op respectievelijk 30 juni 2016 en 13 juli 2016 beiden een positieve uitslag kenden op salmonella. In de database is te zien dat voor beide uitslagen een waarde “1” stond vermeld in de kolom “uitsluiting PVEmelding”, hetgeen betekent dat deze positieve uitslag door een medewerker van bedrijf 1 actief handmatig is uitgesloten van doorregistratie aan stichting. Daarmee werd deze positieve uitslag dus ook niet meer automatisch doorgemeld aan de NVWA, terwijl dat wel verplicht was bij een positieve uitslag. De genoemde monsternameformulieren zijn beiden ingevuld door Medeverdachte 2.

Een legpluimveebedrijf zoals dat te Wouterswoude dient per elke vijftien weken (mest)monsters van het pluimvee te nemen en deze monsters dienen te worden ingezonden naar een geaccrediteerd laboratorium om deze te laten testen op salmonella. Gebleken is dat er in de periode tussen 30 juni 2016 en 29 juni 2017 geen uitslagen van de verplichte salmonellatesten gedaan in de stallen 1 en 2 in KIPnet waren geregistreerd. Tijdens een controle door de toezichthouder heeft Medeverdachte 2 nog een aantal analyserapporten overgelegd, maar de uitslagen van de verplichte bemonsteringen die in maart/april 2017 had moeten plaatsvinden ontbraken nog steeds. Medeverdachte 2 heeft daarover desgevraagd tegenover de toezichthouder verklaard dat hij deze bemonstering was vergeten uit te voeren, maar dat hij dit op 6 juli 2017 daarom alsnog had gedaan. Deze monsters testten negatief op salmonella en die uitslagen werden wel in KIPnet geregistreerd.

Bewijsoverwegingen en conclusies

Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, te koop aanbieden, of afleveren van eieren besmet met salmonella enteritidis, terwijl zij wist dat dit product schadelijk is voor het leven of de gezondheid maar dat schadelijk karakter heeft verzwegen.

Het verkopen / te koop aanbieden / afleveren

Medeverdachte 1 heeft ter zitting verklaard dat hij als directeur het gezicht van het bedrijf was naar buiten toe en dat hij verantwoordelijk was voor het contact met de afnemers. De rechtbank stelt op basis van deze verklaring en op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden vast dat Medeverdachte 2, als bedrijfsleider van de locatie te Wouterswoude, en Medeverdachte 1, als directeur van de BV, de met salmonella besmette eieren uit stal 2 gedurende de ten laste gelegde periode te koop hebben aangeboden, hebben verkocht en hebben afgeleverd aan in elk geval bedrijf 2 te Duitsland.

Schadelijk karakter

De rechtbank dient vervolgens vast te stellen of eieren die besmet zijn met salmonella schadelijk zijn voor het leven of de gezondheid in de zin van artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor vaststelling van het schadelijk karakter niet is vereist dat de schade optreedt bij ieder (normaal) gebruik door elke mogelijke consument. Voldoende is dat vastgesteld wordt dat schade kan optreden als gevolg van elk gebruik waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden.

Op nationaal en Europees niveau is strenge regelgeving ontwikkeld omtrent de productie en handel in eieren. Preventie en bestrijding van mogelijke ongewenste aanwezigheid van salmonella op legpluimveebedrijven wordt verplicht gecontroleerd door een regelmatige monstername. Aan deze monstername zijn wettelijke regels verbonden (zoals: wie mag het monster nemen, binnen welke termijn dient het monster geanalyseerd te worden, hoe wordt het monster aangeleverd, wie mag het onderzoek uitvoeren etc.). De monsters worden geanalyseerd bij laboratoria die zowel geaccrediteerd zijn door de Raad van Accreditatie als (veterinair) erkend door de NVWA om de analyses uit te voeren. Monsteruitslagen worden geautomatiseerd verzonden door laboratoria aan de stichting stichting, namens de overheid door RVO.nl aangewezen om daartoe een databank te beheren. Deze regelgeving bestaat onder andere omdat in Nederland alleen al naar schatting elk jaar ongeveer 30.000 mensen een acute maagdarminfectie hebben door salmonella. De klachten bestaan meestal uit diarree, buikkrampen, misselijkheid en braken en gaan meestal na drie tot zeven dagen vanzelf voorbij. Bij ouderen en kleine kinderen kunnen de maagdarmklachten ernstiger verlopen vanwege de kans op uitdroging. Bij een klein deel van de mensen (minder dan 5%) kan een besmetting zich uitbreiden naar de bloedbaan en dit kan ernstigere ziektebeelden als gevolg hebben, zoals bloedvergiftiging, hersenvliesontsteking of urineweginfecties waarbij het risico op overlijden zeer reëel is.

Nu in strijd is gehandeld met de strikte regelgeving rondom controles op salmonella die onder meer gericht zijn op het beschermen van de volksgezondheid, is de rechtbank van oordeel dat daaruit volgt dat de met salmonella besmette eieren schadelijk konden zijn voor het leven en de gezondheid van mensen. Dat er daadwerkelijk een gevaar voor de gezondheid en het leven is ontstaan blijkt uit het feit dat in elk geval acht mensen daadwerkelijk ziek zijn geworden, nadat zij de door verdachte verkochte met salmonella besmette eieren hebben gegeten.

De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eieren die salmonella bevatten, schadelijke gevolgen voor het leven of gezondheid kunnen hebben als gevolg van het gebruik waarmee verdachte redelijkerwijs rekening had moeten houden.

Wetende dat

Het bestanddeel ‘wetende dat’ ziet op het gegeven dat de verdachte met de schadelijke aard van de waren bekend is en is een uitdrukking van opzet die ook het voorwaardelijk opzet omvat. De rechtbank overweegt als volgt.

Zoals reeds vastgesteld was Medeverdachte 2 steeds als bedrijfsleider werkzaam op het pluimveebedrijf te Wouterswoude en hij had ook al enkele jaren ervaring in die functie. Ook Medeverdachte 1 runde al langere tijd meerdere pluimveebedrijven. De rechtbank acht het van belang dat zowel Medeverdachte 2 als Medeverdachte 1 geen leken waren en dat zij op professionele wijze op grote schaal bezig waren met de verkoop van eieren en dat zij wisten wat de geldende wet- en regelgeving en de daaruit volgende verplichtingen waren omtrent het testen op salmonella. Een medewerkers van bedrijf 1 heeft over het werkproces rondom de uitslagen van de monsternames verklaard dat alle negatieve testuitslagen per e-mail aan de pluimveehouder werden terug gemeld. De positieve uitslagen werden ook telefonisch doorgegeven. Medeverdachte 2 heeft hetzelfde verklaard over dit werkproces en hij heeft ook verklaard dat Medeverdachte 1 degene was die gebeld werd indien de uitslag positief was. Medeverdachte 2 en Medeverdachte 1 hadden beiden toegang tot het e-mailadres van het pluimveebedrijf waarop de testresultaten binnenkwamen. De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat de monsters die Medeverdachte 2 op 30 juni 2016 en 13 juli 2016 heeft genomen in stal 2 positief getest zijn op salmonella. Op 21 juli 2016 heeft Medeverdachte 2 wederom een monster genomen in stal 2 en de testuitslag was dit keer negatief.

Medeverdachte 2 heeft verklaard dat hij wist dat deze testuitslagen van de monsters van 30 juni 2016 en 13 juli 2016 positief waren, maar verklaart daarover dat die monsters niet in de stallen zijn genomen maar ergens buiten op het terrein. Dit deed hij naar eigen zeggen vaker om zo te kijken waar een mogelijke salmonella besmetting vandaan kwam, maar hij heeft hiervan niets gedocumenteerd in de administratie of anderszins. Medeverdachte 1 heeft verklaard dat hij niet wist van de genoemde positieve testuitslagen. Ook heeft Medeverdachte 1 verklaard dat hij dagelijks in de mailbox van de locatie Wouterswoude keek – waarin ook de testuitslagen binnenkwamen – maar dat de testuitslagen niet echt zijn aandacht hadden.

De rechtbank acht de verklaring van Medeverdachte 2 dat de positieve uitslagen hoorden bij monsters die buiten de stal waren genomen ongeloofwaardig. Nergens op de betreffende monsterformulieren is vermeld dat het monsters buiten de stal zouden betreffen. Medeverdachte 2 heeft in juni - juli 2016 drie keer kort na elkaar monsters – blijkens het monsternameformulier afkomstig uit stal 2 – genomen en laten testen, waarvan uitsluitend de laatste negatief was. De rechtbank leidt hieruit af dat Medeverdachte 2 net zo lang monsters is blijven nemen, totdat de testuitslag negatief was. De rechtbank acht de verklaring van Medeverdachte 1 dat hij geen weet had van de positieve uitslagen van de monsters genomen op 30 juni 2016 en 13 juli 2016 op dat punt eveneens ongeloofwaardig. Medeverdachte 1 en Medeverdachte 2 hadden veel contact over wat er op de locatie gebeurde, een salmonellabesmetting heeft volgens verdachte veel impact op het bedrijf, Medeverdachte 1 had toegang tot de mailbox waar alle testuitslagen binnenkwamen en bovendien werd hem volgens het werkproces en een medewerker van bedrijf 1 een positieve testuitslag direct telefonisch meegedeeld door iemand van bedrijf 1. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het niet anders kan dan dat Medeverdachte 2 en Medeverdachte 1 beiden in elk geval in juli 2016 wisten dat stal 2 besmet was met salmonella. Wanneer een koppel leghennen eenmaal positief test op salmonella, blijft de status besmet gehandhaafd voor dat koppel. Een besmetting kan in een stal aldus alleen worden ‘kwijtgeraakt’ door het koppel te ruimen en na reiniging van de stal een nieuw koppel leghennen op te zetten. Het koppel leghennen in stal 2 dat Medeverdachte 2 in juni en juli 2016 drie keer heeft bemonsterd betreft hetzelfde koppel leghennen als dat gedurende de ten laste gelegde periode in stal 2 werd gebruikt voor de eierproductie. Er zijn gedurende de periode van juli 2016 tot 7 juli 2017 geen maatregelen genomen om de salmonellabacterie uit het koppel leghennen en de stal te verwijderen. De stal met leghennen is dus gedurende deze gehele periode besmet geweest. De rechtbank komt gelet hierop dan ook tot de conclusie dat Medeverdachte 2 en Medeverdachte 1 vanaf juni 2016 wisten dat de leghennen in stal 2 besmet waren met salmonella en dat dit in de ten laste gelegde periode nog steeds het geval was. Dat gedurende de periode van juli 2016 tot 7 juli 2017 geen enkele registraties in KIPnet zijn gedaan van testuitslagen van stal 2 en dat Medeverdachte 2 in maart/april 2017 geen monsters heeft genomen in de stallen 1 en 2, sterkt de rechtbank in haar oordeel dat zowel Medeverdachte 2 als Medeverdachte 1 wisten dat er sprake was van een salmonella besmetting in stal 2 en daarom bewust niet opnieuw hebben getest.

Dat schadelijke karakter verzwijgende

Resteert de vraag of verdachte voor de afnemers van de eieren met salmonella het schadelijk karakter van die waren heeft verzwegen. Medeverdachte 1 heeft daarover verklaard dat hij niet aan bedrijf 2 heeft gemeld dat de eieren die bestemd waren voor consumptie besmet waren met salmonella.

Strafbaarheid rechtspersoon

De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van verdachte, is voldaan. De rechtspersoon is geadresseerde van de norm en gelet op de in de jurisprudentie ontwikkelde en bestendige criteria kan geconcludeerd worden dat de verboden gedragingen aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank overweegt daartoe dat de gedragingen in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden, nu de hiervoor weergegeven handelingen door directeur Medeverdachte 1 en de bedrijfsleider Medeverdachte 2 werden bepaald en/of verricht, welke gedragingen, het verkopen van (met salmonella besmette eieren als consumptie-) eieren passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, terwijl de verboden gedragingen dienstig zijn geweest aan de BV, nu de met salmonella besmette eieren (ook) als consumptie-eieren konden worden verkocht, tegen een hogere prijs en/of op een grotere afzetmarkt. De rechtbank acht het opzet van deze rechtspersoon ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op door de directeur en bedrijfsleider verrichte handelingen en het door hen (uit)gevoerde beleid zoals hiervoor beschreven.

Concluderend

De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 174 Sr.

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tezamen en in vereniging plegen met Medeverdachte 2 en Medeverdachte 1, omdat een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en Medeverdachte 2, de feitelijke pleger – wiens gedragingen aan verdachte zijn toegerekend –, en/of Medeverdachte 1, de feitelijke leidinggever, niet uit het dossier naar voren is gekomen.

Nu de rechtbank uit de bewijsmiddelen, te weten twee vrachtbrieven, opmaakt dat in de ten laste gelegde periode twee zendingen met eieren naar bedrijf 2 te Duitsland verzonden zijn, is het ten laste gelegde feit meermalen gepleegd.

Bewezenverklaring

  • Waren verkopen, te koop aanbieden of afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Geldboete van € 80.000.

Op nationaal en Europees niveau is strenge regelgeving ontwikkeld omtrent de productie en handel in eieren en door bewust met salmonella besmette eieren op de markt te brengen heeft verdachte het doel dat met de nationale en Europese regelgeving wordt gediend, namelijk de bescherming van de gezondheid van mensen en dieren en van het milieu, doorkruist. In Nederland hebben naar schatting elk jaar ongeveer 30.000 mensen een acute maagdarminfectie door salmonella. De klachten bestaan meestal uit diarree, buikkrampen, misselijkheid en braken, maar bij een klein deel van de mensen kan een besmetting zich uitbreiden naar de bloedbaan en dit kan veel ernstigere ziektebeelden als gevolg hebben, zoals bloedvergiftiging, hersenvliesontsteking of urineweginfecties, met een reële kans op overlijden. In het onderhavige geval zijn in elk geval acht mensen ziek geworden nadat zij de door verdachte verkochte besmette eieren hebben gegeten.

Voedselveiligheid is een groot goed en van eminent belang voor de volksgezondheid, waarmee zeer zorgvuldig moet worden omgegaan, in het bijzonder door degenen die direct of indirect in de voedselproductie werkzaam zijn. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit belang ernstig heeft veronachtzaamd en bewust de kans op de koop toe heeft genomen dat mensen ziek zouden worden door het eten van de met salmonella besmette eieren.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^