Gerechtshof Amsterdam 25 maart 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:982

Het gerechtshof Amsterdam oordeelt over een verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, een natuurlijk persoon geboren in 1992, vraagt een schadevergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand in een strafzaak waarin geen straf of maatregel is opgelegd. Daarnaast wordt vergoeding verzocht voor de kosten in de verzoekschriftprocedure zelf. Verzoeker wordt bijgestaan door mr. K. Canatan.

De verdediging geeft aan dat er in totaal voor 11.226,37 euro kosten zijn gemaakt: 10.546,37 euro voor de rechtsbijstand in de strafzaak en 680 euro voor de verzoekschriftprocedure. Tijdens de zitting in raadkamer licht mr. Canatan toe dat de rechtsbijstand tijdens de terechtzitting is verleend door zowel een patroon als een advocaat-stagiair.

Rechtsbijstand door patroon en advocaat-stagiair

Het hof beoordeelt nadrukkelijk de inzet van de advocaat-stagiair in relatie tot de vergoedingsgrondslag. Het uitgangspunt daarbij is dat kosten van rechtsbijstand niet voor vergoeding in aanmerking komen indien die hoofdzakelijk zijn gemaakt in het kader van de opleiding van de advocaat-stagiair.

In dit geval blijkt uit de toelichting dat de aanwezigheid van de advocaat-stagiair tijdens de zitting niet noodzakelijk is geweest voor de verdediging van de zaak, maar in hoofdzaak diende ter invulling van diens beroepsopleiding. Bij afwezigheid van een zelfstandige noodzaak voor diens inzet komt de daarmee gemoeide zittingstijd en reistijd (2,5 uur) niet voor vergoeding in aanmerking. Het hof past het gevraagde bedrag hierop aan.

Het oordeel van het gerechtshof

Het hof acht het verzoek verder tijdig en onderbouwd en ziet gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding. Het gecorrigeerde bedrag voor rechtsbijstand in de strafzaak wordt vastgesteld op 10.047,25 euro. De vergoeding voor de kosten in de verzoekschriftprocedure van 680 euro wordt volledig toegekend.

Lees hier de volledige uitspraak.