Btw-carrouselfraude: Veroordeling voor betrokkenheid bij valsheid in geschrift, belastingfraude, deelneming aan een criminele organisatie en (gewoonte)witwassen

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3842

Bewezen is verklaard dat Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van naam Bedrijf en het opzettelijk onjuist doen van de aangiften omzetbelasting van naam Bedrijf in de periode van december 2011 tot en met december 2013. Daarnaast is bewezen verklaard dat Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk onjuist doen van de aangiften omzetbelasting van naam Bedrijf in de periode van het derde kwartaal van 2012 tot en met het tweede kwartaal van 2013. De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt bij de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Door opzettelijk onjuist aangiften te doen heeft Verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting. Daarnaast heeft Verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van gelden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Terechte wraking nadat raadsheer-commissaris de raadsman de toegang tot het verhoor van verzoeker als getuige in de zaak van de medeverdachte heeft ontzegd

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 27 mei 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1765

De wrakingskamer begrijpt dat, door het afwijken van de gebruikelijke gang van zaken en de motivering die daarvoor door de raadsheer-commissaris is gegeven, bij de verzoeker de indruk is gewekt dat de raadsheer-commissaris vooringenomen was. De afwijzing van het verzoek van de advocaat van de getuige, tevens medeverdachte in de voorliggende strafzaak, om bij diens getuigenverhoor aanwezig te zijn is een afwijking van de gebruikelijke gang van zaken, zoals ook door de raadsheer-commissaris naar voren is gebracht. Door de raadsheer-commissaris is voor deze afwijking een motivering gegeven die naar het oordeel van de wrakingkamer niet zonder meer begrijpelijk is.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vermoeden van witwassen: aanzienlijke stijging WOZ-waarde niet slechts te verklaren met investering en marktontwikkeling ter plaatse

Gerechtshof Amsterdam 1 februari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1000

Hoewel onderzoek naar de lokale woningmarkt aantoont dat er in die periode een prijsstijging was, verklaart dit niet de volledige waardestijging van de woning. Daarom concludeert het hof dat de verbouwing een significante rol heeft gespeeld bij deze stijging, wat impliceert dat er meer geld geïnvesteerd moet zijn dan de door de verdachte opgegeven ƒ 200.000,-.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Veroordeling bedrijf na dodelijk arbeidsongeval blijft in hoger beroep in stand

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 17 mei 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1717

In deze zaak gaat het om een werknemer die in 2020 om het leven is gekomen door een val van een steiger tijdens werkzaamheden. De onderneming, de werkgever van de werknemer, werd vervolgd voor het schenden van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (dood door schuld) en artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, omdat verschillende bepalingen uit de Arbowetgeving niet of onvoldoende zouden zijn nageleefd. Deze bepalingen hadden betrekking op de Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), de voorlichting/instructies, en het toezicht.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Veroordeling boekhouder wegens niet betalen belasting: toepassing art. 9a Sr nu wetgever uitdrukkelijk het oog heeft gehad op kwaadwillende belastingschuldigen

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 april 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1378

Het hof stelt vast dat de verdachte aangifte heeft gedaan over de tenlastegelegde kwartalen en deze bewust en weloverwogen niet binnen de wettelijke termijn heeft betaald. Reden hiervoor was gelegen in het feit, zoals verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, dat hij wilde voldoen aan de hem voor vier kinderen opgelegde kinderalimentatieverplichtingen, terwijl hij wist dat hij daardoor de op aangifte verschuldigde omzetbelasting niet kon voldoen. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan het strafbaar gestelde feit van artikel 69a, lid 1, AWR. Het hof overweegt dat de wetgever bij de invoering van artikel 69a AWR uitdrukkelijk het oog heeft gehad op kwaadwillende belastingschuldigen die bijvoorbeeld opzettelijk hun activa uit het zicht van de Belastingdienst brengen om belastingbetaling te vermijden en zich zodoende ten koste van de gemeenschap te verrijken. Het hof maakt uit de parlementaire geschiedenis op dat artikel 69a AWR niet is bedoeld voor (goedwillende) ondernemers die al dan niet tijdelijk in betalingsproblemen verkeren, waarvan in het geval van verdachte sprake lijkt te zijn.

Read More
Print Friendly and PDF ^