Opgelegde geldboete voor witwassen, waarvan hoogte is bepaald door omvang w.v.v. van verdachte, toereikend gemotiveerd?

Hoge Raad 16 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:594

Het Hof heeft overwogen dat "verdachte heeft gehandeld uit financiƫle motieven" en dat - gelet op omstandigheid dat "niet is aangekondigd dat tegen verdachte een ontnemingsvordering aanhangig wordt gemaakt" - het afzien van het opleggen van zo'n geldboete "onvoldoende afschrikwekkend [is] om recidive te voorkomen". Daarin besloten liggend oordeel dat hoogte van op te leggen boete mede kan worden bepaald door omvang van uit die feiten verkregen voordeel, zodat die boete mede dient tot 'afroming' van door deze feiten verkregen voordeel, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Feitelijk leiding geven aan door rechtspersoon onttrekken aan beslag door als bestuurder van B.V. machinepark en inventaris te verkopen aan derde (art. 198)

Hoge Raad 16 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:593

Voor vraag of sprake is van onttrekken in de zin van art. 198 Sr, is niet relevant of beslaglegger door aan verdachte verweten gedraging benadeeld - of bevoordeeld - is, aangezien art. 198 Sr niet beoogt belangen van beslaglegger te beschermen doch strekt tot eerbiediging van daad van openbaar gezag (vgl. ECLI:NL:HR:1995:ZD0176).

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt omstandigheden waaronder hoofdelijke betalingsverplichting kan worden opgelegd

Hoge Raad 2 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:381

Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Art. 36e, zevende lid, Sr voorziet daarbij in het opleggen van een individuele verplichting tot betaling van het totale geschatte bedrag aan voordeel dat door twee of meer verenigde personen uit een door hen gepleegd strafbaar feit wederrechtelijk is verkregen. Met de daarin voorziene regeling van een hoofdelijke betalingsverplichting is niet beoogd af te doen aan het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over klachtvereiste en strekking van art. 164 Sr

Hoge Raad 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:564

Het klachtvereiste strekt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging. Met die gedachte strookt ook dat art. 164 Sv ertoe strekt te doen vaststaan dat de tot klacht gerechtigde persoon uitdrukkelijk heeft verzocht een strafvervolging in te stellen. Het bestaan van een klacht als omschreven in art. 164, eerste lid, Sv kan ook worden aangenomen, indien op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. Het enkele feit dat namens de klager aangifte is gedaan, is evenwel ontoereikend om die bedoeling aan te nemen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: vordering benadeelde partij kan in buitenlands geld worden toegewezen

Hoge Raad 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:536

Art. 6:123 BW is ook van toepassing op de onderhavige, in Britse ponden uitgedrukte, vordering van de benadeelde partij. Het Hof heeft deze vordering kunnen toewijzen en de verdachte tot betaling van Ā£ 120.000,00 kunnen veroordelen. In zoverre kan het middel niet tot cassatie leiden.

Read More
Print Friendly and PDF ^