Wanneer is sprake van het maken van een ‘gewoonte’ van witwassen?

Hoge Raad 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:734

De in het cassatiemiddel besloten liggende opvatting dat voor een bewezenverklaring van het maken van ‘een gewoonte’ van witwassen is vereist dat wordt vastgesteld dat de verdachte ‘de neiging’ had om telkens weer zich schuldig te maken aan witwassen, vindt geen steun in het recht. De bewezenverklaring van het maken van een gewoonte van witwassen is voorts niet onbegrijpelijk gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Profijtontneming uit andere strafbare feiten & “voldoende aanwijzingen”

Hoge Raad 11 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:686

Op grond van artikel 36e lid 2 Sr kan een ontnemingsmaatregel mede betrekking hebben op het voordeel dat de betrokkene heeft verkregen door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten waaromtrent “voldoende aanwijzingen” bestaan dat deze door de betrokkene zijn begaan. De in artikel 36e lid 2 Sr bedoelde “voldoende aanwijzingen” mogen niet door de rechter worden aangenomen indien niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat andere strafbare feiten door de betrokkene zijn begaan. Tevens behoort de betrokkene de gelegenheid te hebben aan te (doen) voeren dat en waarom er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat andere strafbare feiten door hem zijn begaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. bewijs van bestanddeel “afkomstig is uit enig misdrijf” in witwasbepalingen

Hoge Raad 11 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:691

Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over het recht op informatie in strafprocedures en art. 27c Sv

Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:593

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een schending van artikel 6, derde lid, sub a en b, EVRM, nu het recht op effectieve en praktische rechtsbijstand doelbewust is geschonden, althans de belangen van de verdachte grof zijn veronachtzaamd. Daartoe is aangevoerd dat aan de verdachte niet concreet genoeg is medegedeeld waarvan hij werd verdacht, dat hij daarover dus ook geen overleg met zijn raadsman kon plegen en dat hij daardoor niet zijn procespositie en zijn proceshouding tijdens het politieverhoor kon bepalen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG over de grens tussen verduistering en oplichting

Parket bij de Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:PHR:2021:423

Deze zaak bevindt zich op de grens tussen verduistering en oplichting. De jurisprudentie van de Hoge Raad laat zien dat het soms moeilijk is verduistering en oplichting steeds duidelijk van elkaar af te grenzen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan in ieder geval worden afgeleid dat indien de door de verdachte gebruikte oplichtingsmiddelen niet de wezenlijke oorzaak zijn geweest van het door de verdachte onder zich krijgen van het betreffende goed, de omstandigheid dat de verdachte oplichtingsmiddelen heeft gebruikt niet in de weg staat aan een veroordeling wegens verduistering.

Read More
Print Friendly and PDF ^