HR over verplichting van de Staat tot het bieden van rechtsherstel als het EHRM in een uitspraak een schending van een verdragsregel heeft vastgesteld

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1884

De aanvraag tot herziening houdt verband met de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 januari 2021 in de zaak van Keskin tegen Nederland. In de aanvraag tot herziening wordt naar voren gebracht dat het EHRM in deze uitspraak heeft vastgesteld dat art. 6, eerste lid in samenhang met het derde lid onder d, EVRM is geschonden in de procedure die tot de veroordeling van de aanvrager heeft geleid.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer is beslag gelegd ‘krachtens de wet’ (art. 198 Sr)?

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1878

Het hof heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter verlof heeft verleend voor de beslaglegging, dat de deurwaarder aan betrokkene 2 en de verdachte heeft gezegd dat hij beslag kwam leggen op de inboedel en de auto van betrokkene 2, en dat de deurwaarder vervolgens deze auto heeft waargenomen in de parkeergarage. Nu het hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan met betrekking tot de wijze en het moment waarop de beslaglegging heeft plaatsgevonden, is het kennelijke oordeel van het hof dat die omstandigheden al meebrengen dat sprake was van een “krachtens de wet gelegd beslag” op die auto als bedoeld in artikel 198 lid 1 Sr - in het licht van de wettelijke bepalingen omtrent het leggen van conservatoir beslag - ontoereikend gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. beoordelingskader overschrijding redelijke termijn en vraag welk rechtsgevolg daaraan dient te worden verbonden

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1875

Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat volstaan kan worden met de enkele constatering dat een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft plaatsgevonden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

OM-cassatie over overbrenging van afvalstof “produced water”, EVOA & MARPOL

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1862

Het cassatiemiddel komt op tegen de gegeven vrijspraak. Het voert daartoe in de kern aan dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de overbrenging van het in de tenlastelegging bedoelde “produced water” niet valt onder de werking van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190) (EVOA).

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR stelt prejudiciële vragen aan HvJ-EU over de in art. 8 Verordening 273/2004 voorkomende begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1841

Deze zaak betreft een OM-cassatie na vrijspraak wegens het niet voldoen aan de in art. 8 Verordening (EG) nr. 273/2004 opgenomen plicht tot informatieverstrekking door geen melding te doen van het vervoeren/ontvangen/opslaan/voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugsprecursoren (stoffen die vaak voor illegale vervaardiging van verdovende middelen worden gebruikt). Dit is strafbaar gesteld in art. 2.a Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU over de in art. 8 Verordening 273/2004 voorkomende begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’. De Hoge Raad wijdt in dat verband beschouwingen aan (de totstandkomingsgeschiedenis van) Verordening 273/2004, de afbakening tussen deze Verordening en Kaderbesluit 2004/757, dat voorschriften bevat over het bestraffen van verschillende gedragingen m.b.t. illegale handel in drugs en precursoren en de gevolgen van een beperkte of ruime interpretatie van de begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’ voor (de toepasselijkheid van) het nemo tenetur-beginsel.

Read More
Print Friendly and PDF ^