Reactie NOvA op beantwoording Hoge Raad van de prejudiciële vragen over verschoningsrecht
/De rechter-commissaris krijgt een grotere rol bij het filteren van verschoningsgerechtigde gegevens. Dat volgt uit de uitspraak die de Hoge Raad op 12 maart jl. deed naar aanleiding van prejudiciële vragen over het verschoningsrecht. Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch legde deze vragen enige tijd geleden voor aan de Hoge Raad.
De NOvA diende eerder in deze zaak schriftelijke opmerkingen in.
De Hoge Raad herhaalt dat opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie moeten doen wat nodig is om inbreuken op het verschoningsrecht te voorkomen. Daarnaast bevestigt de Hoge Raad dat een grotere rol en verantwoordelijkheid moet komen voor de rechter-commissaris bij de filtering van gevorderde gegevens, teneinde te waarborgen dat verschoningsgerechtigde gegevens niet ter kennis komen van opsporende en vervolgende instanties. Dat is in lijn is met eerder door de NOvA ingenomen standpunten.
De Hoge Raad heeft daarnaast bepaald dat er nadere regelgeving nodig is om het verschoningsrecht beter te waarborgen in het geval dat de rechter-commissaris opsporingsambtenaren inzet bij het onderzoek dat hij verricht naar verschoningsgerechtigde gegevens. De NOvA ziet dat als een noodzakelijke ontwikkeling en ziet uit naar implementatie in de praktijk. Hierover zal in gesprek worden gegaan met onder meer het Openbaar Ministerie.
De Hoge Raad wijdt in het arrest ook enkele overwegingen aan de verantwoordelijkheid van de advocaat en de vraag of deze passende maatregelen heeft genomen om zijn informatiehuishouding zo in te richten dat de kans op inbreuken op het verschoningsrecht zo gering mogelijk blijft, in het bijzonder waar het de keuze van de communicatiemiddelen betreft. De Hoge Raad voegt daaraan toe dat bij de beoordeling of en, zo ja, welke gevolgen aan een geconstateerde vormverzuimen moeten worden verbonden, van belang is in hoeverre de verschoningsgerechtigde zelf passende maatregelen heeft genomen.
Gedragsregel 3 voor advocaten bepaalt nu al dat een advocaat passende maatregelen moet nemen ter handhaving van de vertrouwelijkheid en de communicatie met de cliënt of derden, in het bijzonder waar het de keuze voor communicatiemiddelen betreft. De NOvA zal de komende periode bezien of deze passage van het arrest moet leiden tot aanpassing van de regelgeving voor de advocatuur of van de toelichting daarop.
Bron: NOvA