5 jaar later: lagere straffen voor omkoping bij woningcorporatie Vestia, korting voor klokkenluiden, overwegingen over lasthebberschap

Het gerechtshof Den Haag veroordeelt twee mannen voor omkoping bij woningcorporatie Vestia. Dit 5 jaar na de uitspraak in eerste aanleg. Een van de mannen was de treasurymanager van de woningcorporatie en maakte – in strijd met de afspraken - gebruik van een tussenpersoon. De tussenpersoon kreeg voor iedere transactie een fee betaald door de bank, waarna hij de helft betaalde aan de treasurymanager. In totaal werd op die manier een bedrag van ongeveer €10 miljoen euro betaald aan de treasurymanager van Vestia. Het hof legt de treasurymanager een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De tussenpersoon krijgt een taakstraf van 460 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar opgelegd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Sumo-zaak: Hof legt verdachten in belastingfraudezaak van restaurantketen geen straffen op

Het gerechtshof Den Haag oordeelt dat 8 verdachten gedurende een periode van ongeveer 7 jaar voor een aanzienlijk bedrag belastingfraude pleegden. In dat verband vormden de verdachten een criminele organisatie. De verdachten pleegden belastingfraude door hun omzet af te romen, om met dat geld een deel van het loon van het personeel zwart uit te betalen. Dit zijn feiten waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daar ziet het hof van af vanwege diverse omstandigheden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Onderzoek Pioneer: veroordeling vermogensbeheerder voor niet-ambtelijke omkoping. Boekenonderzoek private equity-deal verhinderde strafvervolging niet.

Gerechtshof Amsterdam 21 september 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2189

BV X hield zich bezig met effectenhandel, vermogensbeheer en bemiddeling. Haar bestuurder en enig aandeelhouder was A. B was senior portfoliomanager bij NV C en onder meer verantwoordelijk voor de private equity en hedge fondsen van NV. A en B ontmoetten elkaar in de zakelijk sfeer en raakten met elkaar bevriend. De Asset and Liability Committee (ALCO) van NV C concludeerde in 2014 dat NV C haar equity-positie moest terugbrengen met het oog op de vereisten uit de Solvency II-richtlijn. Er werd een projectgroep geformeerd waaraan B deelnam. B vroeg A of hij partijen kende die in deze portefeuille geïnteresseerd zouden zijn. A kwam met bedrijf D en dacht als intermediair van D bij een geslaagde aankoop van de portefeuille 2% van de koopprijs van circa € 400 miljoen te kunnen verkrijgen en stelde B voor om die provisie 50/50 te verdelen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak in zaak over overbrenging van een afvalstof (asfaltgranulaat) van Nederland naar Litouwen

Gerechtshof Den Haag 8 november 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2142

De verdachte wordt vrijgesproken voor feit 1 (overbrenging van een afvalstof in strijd met artikel 2, onder 35 sub e EVOA). Niet kan worden vastgesteld of t.a.v. de betreffende afvalstof in Litouwen een vergunningplicht voor de ontvangende inrichting bestond. Dit betreft een essentieel onderdeel van de tenlastelegging. De dagvaarding van feit 1 kan niet zo worden begrepen dat daarmee (tevens) handelen in strijd met artikel 18 EVOA is tenlastegelegd, zoals gesteld door de advocaat-generaal. Ook volgt vrijspraak voor feit 2 (het zich opzettelijk ontdoen van een afvalstof door afgifte aan een ander). Afgifte in de zin van artikel 10.37 Wm kan niet worden bewezen, nu de werking van dat artikel, gelet op het territorialiteitsbeginsel, tot Nederland is beperkt en de afgifte in Litouwen plaatsvond.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Uitspraak over “veranderen” van (de werking van een) inrichting

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 november 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3694

Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat de wetgever met het in artikel 8.1, lid 1, Wm neergelegde verbod om (de werking van) een inrichting zonder een daartoe verleende vergunning te veranderen, het oog heeft gehad op gevallen waarin de verandering ertoe leidt dat “de toegestane milieubelasting van de inrichting” wordt overschreden. Mede in dit licht bezien moet worden aangenomen dat artikel 8.1, lid 1, Wm ook van toepassing is in gevallen waarin de verandering weliswaar niet een werkwijze of activiteit betreft die specifiek in de eerder verleende vergunning is omschreven, maar die verandering wel leidt tot een andere inrichting of tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mocht veroorzaken. De opvatting dat slechts dan sprake is van het “veranderen” van (de werking van) de inrichting in de zin van artikel 8.1, lid 1, Wm als het gaat om een verandering van een werkwijze of activiteit die deel uitmaakt van de vergunde activiteiten zoals omschreven in de eerder verleende vergunning, is te beperkt.

Read More
Print Friendly and PDF ^