Anderbeslag, verdachte kinderen & vorderingsgerechtigden op saldo

Hoge Raad 14 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1246

Op de bankrekening van klager, waarop vermogen werd opgebouwd t.b.v. zijn kleinkinderen, is beslag gelegd i.v.m. een verdenking die is gerezen tegen zijn zoon (verdachte). De Rb heeft m.b.t. een geldbedrag dat is overgemaakt vanaf de rekening van een minderjarige zoon van verdachte naar de bankrekening van klager geoordeeld dat zich de situatie van art. 94a lid 4 Sv voordoet. Aan dat oordeel heeft de Rb in de kern ten grondslag gelegd dat verdachte en diens partner, ongeacht de vraag wie het geld oorspronkelijk op de rekening van hun zoon had gestort, als ouders “vorderingsgerechtigd op het saldo” van die rekening waren, dit geldbedrag daarom tot hun vermogen moet worden gerekend en er voldoende aanwijzingen zijn dat het geld aan klager is overgemaakt “met als doel om geld uit het vermogen van verdachte weg te sluizen”.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Kan het geautoriseerd inloggen door de verdachte in de politiesystemen worden aangemerkt als wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk?

Parket bij de Hoge Raad 31 augustus 2021, ECLI:NL:PHR:2021:777

In de eerste plaats wordt geklaagd dat het oordeel van het hof dat de verdachte onrechtmatig het beveiligde politiesysteem is binnengedrongen en zich daarbij bediend heeft van een valse sleutel en een valse hoedanigheid, van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, althans onvoldoende met redenen is omkleed omdat de verdachte geautoriseerd was Blue View te raadplegen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer kunnen voorwerpen worden aangemerkt als afkomstig uit valsheid in geschrift of niet-ambtelijke omkoping?

Hoge Raad 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1033

De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen met betrekking tot de vraag wanneer voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf als bedoeld in art. 420bis en 420ter Sr. Het hof heeft vastgesteld dat verdachte afspraken heeft gemaakt met medeverdachte over vergoedingen voor ‘bewezen diensten’. Verdachte heeft t.b.v. betalingen facturen opgesteld en verstuurd naar bedrijf A. Op facturen staat als omschrijving ‘interim management’. Hof heeft vastgesteld dat deze omschrijvingen vals zijn, omdat verdachte nooit (interim management) werkzaamheden heeft verricht en dat bedoeling van deze omschrijvingen was om herkomst van de geldbedragen te verhullen. Verdachte heeft deze geldbedragen vervolgens gebruikt voor aankoop en verkoop van onroerend goed. Hof heeft geoordeeld dat de geldbedragen zijn verkregen door de valsheid in geschrift en “door de handelwijze van verdachte t.a.v. B en C”, die hof beschouwt als een vorm van niet-ambtelijke omkoping.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. uitleg onschuldpresumptie art. 6 lid 2 EVRM door EHRM

Hoge Raad 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:964

Het hof heeft bij oordeel dat sprake is van medeplegen van oplichting van A in aanmerking genomen dat verdachte een van de twee mannen was met wie A aan de deur van het huis van diens moeder heeft gesproken. Uit in dat verband gebruikte bewijsmiddelen blijkt echter niet op welke manier verdachte - afgezien van zijn aanwezigheid - aan die bewezenverklaarde oplichting heeft bijgedragen. Ook als in aanmerking wordt genomen hoe oplichting heeft plaatsgevonden in 4 andere (soortgelijke) gevallen die in bewijsvoering aan de orde komen, is oordeel van hof op dit punt niet toereikend gemotiveerd, omdat ook uit de werkwijze in die gevallen - ten aanzien waarvan verdachte is vrijgesproken en waarvan ook niet kan worden aangenomen dat verdachte daarbij toch betrokken was - niet valt af te leiden wat het gewicht was van de intellectuele of materiële bijdrage van verdachte aan de bewezenverklaarde oplichting.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Verkoop door vennootschap van beschermde inheemse diersoort & Beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wegens bestaan van vrijstelling

Hoge Raad 13 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1100

Uit de overweging van het hof volgt dat het hof heeft miskend dat de in artikel 8 Besluit (oud) bedoelde registratie in een administratie slechts ziet op een door de - destijds - Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie te houden administratie en niet op enige door de verdachte te houden administratie. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht. Gelet hierop heeft het hof de verwerping van het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wegens het bestaan van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5 lid 1 Besluit (oud), niet toereikend gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^