Belastingfraude: HR casseert niet in zaak waarbij niet ten laste gelegde aangiften zijn betrokken bij strafoplegging. Conclusie AG anders.
/Hoge Raad 11 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1090
Read MoreHoge Raad 11 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1090
Read MoreDe advocaat van de klager heeft een lijst met namen van geheimhouders aan de rechter-commissaris gestuurd om een schifting mogelijk te maken tussen gegevens die wel of niet onder het verschoningsrecht vallen. De advocaat heeft zich verzet tegen verstrekking van deze lijst aan de officier. AG Frielink gaat in zijn conclusie in op de vraag of de namen van geheimhouders onder het verschoningsrecht vallen. De naam van een (potentiele) cliënt die zich heeft gewend tot een advocaat valt onder het professionele verschoningsrecht. In de optiek van de AG brengt dat echter niet zonder meer met zich dit ook geldt voor de identiteit van de geheimhouder. Toch ziet de AG in de ratio van het verschoningsrecht aanleiding om ook de identiteit van de geheimhouders als object van het verschoningsrecht aan te merken. Het algemene rechtsbeginsel waarop het verschoningsrecht is gestoeld heeft immers tot doel dat burgers zich onbelemmerd tot een advocaat moeten kunnen wenden voor bijstand en advies. Dit brengt onder meer met zich dat een (potentiele) cliënt niet hoeft te vrezen dat hetgeen wordt besproken bij anderen bekend wordt. De identiteit van de advocaat, en daarmee bijvoorbeeld het specialisme van deze geheimhouder en de plaats waar deze kantoor houdt, kan een zeker licht werpen op de vraag waarom de cliënt zich tot deze specifieke advocaat heeft gewend, en in het verlengde daarvan, wat is besproken.
Read MoreHoge Raad 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:974
De verdachte is ten tijde van de tenlastegelegde feiten eigenaar en enig aandeelhouder van een bedrijf (A B.V.) dat zich voornamelijk bezighoudt met de invoer van auto’s uit het buitenland. Het bedrijf is vergunninghouder als bedoeld in art. 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) op grond waarvan het bedrijf is toegestaan de belasting ingevolge de Wet BPM voor de betreffende voertuigen per tijdvak te voldoen. In het eerste middel wordt geklaagd dat het hof ten aanzien van feit 1 niet heeft beraadslaagd en beslist op grondslag van de tenlastelegging.
Read MoreHoge Raad 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:853
Onderdeel van deze (voormalige) strafbepaling is het bestanddeel ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers’. Volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad omvat dit bestanddeel het ‘handelen met het opzet om de rechten van schuldeisers te verkorten’. Opzet kan worden aangenomen wanneer het niet anders kan dan dat de verdachte iets ‘moet hebben geweten’, waarbij algemene ervaringsregels, de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van betekenis zijn. Voorwaardelijk opzet is in dat verband voldoende; voor het bewijs van opzet is tenminste vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan. Niet hoeft komen vast te staan dat de rechten van de schuldeisers ten gevolge van het handelen van de verdachte daadwerkelijk zijn verkort.
Read MoreHoge Raad 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913
De beantwoording door de Hoge Raad houdt in dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dit betekent allereerst dat de beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het in het buitenland verrichte onderzoek ten grondslag liggen, door de rechter in de Nederlandse strafzaak moeten worden gerespecteerd. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek door de buitenlandse autoriteiten rechtmatig – dat wil zeggen: in overeenstemming met het buitenlandse recht – is verricht. Dit is alleen anders als in het buitenland definitief is komen vast te staan dat het daar verrichte onderzoek niet in overeenstemming met de geldende regels is verricht.
Read More