Maximale duur van gijzeling als één strafzaak heeft geleid tot twee ontnemingsuitspraken

Hoge Raad 23 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:42

Als de rechter op grond van artikel 36e lid 11 Sr bij de oplegging van de ontnemingsmaatregel de duur van de gijzeling bepaalt die ten hoogste kan worden gevorderd, beloopt die duur ook in zo’n geval ten hoogste drie jaren, waarbij in deze zaak geldt dat onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan (vgl. HR 31 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:805). Dit maximum geldt ook als de uit de gevoegde strafzaak voortkomende ontnemingsvorderingen – zoals in deze zaak en in de zaak met nummer 22/00005 P – niet in één ontnemingszaak aan de orde zijn gesteld.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. samenloopvragen

Hoge Raad 16 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:11

Bij de beoordeling moet worden vooropgesteld dat samenloopvragen mede worden bepaald door de in het concrete geval toepasselijke strafbepaling(en). Als bijvoorbeeld een strafbepaling betrekking heeft op een meervoud van voorwerpen of gedragingen, rijst bij bewezenverklaring van het – gelijktijdig en op dezelfde plaats – handelen in strijd met die bepaling in beginsel geen samenloopvraagstuk omdat dan sprake is van een uit de delictsomschrijving voortvloeiende enkelvoudige kwalificatie. Daar staat tegenover dat in het bijzonder bij gevolgdelicten het uitgangspunt is dat elk gevolg – ook als de verschillende gevolgen uit hetzelfde feit of feitencomplex voortvloeien – een zelfstandige vervulling van de delictsomschrijving oplevert en dat daarom in beginsel van eendaadse samenloop of van een voortgezette handeling geen sprake is, zoals bij een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 met meerdere slachtoffers.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Kan er sprake zijn van (ambtelijke) omkoping wanneer er reële werkzaamheden zijn verricht in ruil voor giften (betalingen)?

Hoge Raad 23 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:66

Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, heeft het hof geoordeeld en kunnen oordelen dat de betalingen die de verdachte aan betrokkene 1 heeft gedaan niet alleen dienden als een betaling achteraf voor bewezen diensten als docent/ontwikkelaar, maar daarnaast tot doel hadden – en daarmee zijn gedaan met het oogmerk om – (onder andere) de relatie met betrokkene 1 te bestendigen en via hem een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen, vertrouwelijke informatie te verkrijgen en het gunnen van opdrachten te bewerkstelligen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Beroepsverbod notaris: wanneer heeft bijkomende straf betrekking op het recht op uitoefening van het beroep dat in voldoende verband staat met het beroep waarin het strafbaar feit is begaan?

Hoge Raad 19 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1767

De verdachte heeft, nadat hij eerder was ontzet van het ambt van notaris, drie jaar lang in zijn functie als medewerker bij een notariskantoor, in samenwerking met een notaris, diverse stukken vervalst dan wel valselijk opgemaakt. Daarin ligt als niet onbegrijpelijk oordeel van het hof besloten dat de verdachte de strafbare feiten heeft begaan in de uitoefening van het beroep van notarieel medewerker. De tegen dit oordeel gerichte klacht van het cassatiemiddel faalt. De formulering van het verbod tot uitoefening van ‘het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, notarieel medewerker en het anderszins verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk’ voldoet echter niet aan het vereiste dat de ontzetting betrekking moet hebben op het recht op uitoefening van een beroep dat in voldoende verband staat met het beroep waarin het strafbaar feit is begaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: Onder welke omstandigheden is een beperking van recht op vrijheid van vreedzame vergadering in democratische samenleving noodzakelijk?

Hoge Raad 19 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1742

Op 31 januari 2020 vond er voor het (voormalig) hoofdkantoor van Shell in Den Haag een demonstratie plaats. Aan de demonstratie namen ongeveer 25 tot 30 actievoerders deel, onder wie de verdachte. Zij heeft tijdens die demonstratie een zwarte, op olie gelijkende vloeistof (naar eigen verklaring bestaande uit zonnebloemolie, houtskoolpoeder en maïzena) over de trap naar de ingang van het gebouw gegoten. De Verdachte is aangehouden en later vervolgd en zowel door de rechtbank als het hof veroordeeld wegens het onbruikbaar maken van de trap. De cassatiemiddelen klagen over het oordeel van het hof dat met de vervolging, berechting en bestraffing van de Verdachte voor haar gedragingen geen ontoelaatbare inbreuk wordt gemaakt op haar recht op vrijheid van meningsuiting en betoging, zoals gewaarborgd door de artikelen 10 en 11 EVRM.

Read More
Print Friendly and PDF ^