Geen schending una via bij strafrechtelijke vervolging feitelijk leidinggevende na administratiefrechtelijke beboeting rechtspersoon

Hoge Raad 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:219

Verdachte is (als natuurlijk persoon) door de Belastingdienst op grond van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk gesteld voor aan de rechtspersoon opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes. Eerst na die aansprakelijkstelling is verdachte (als feitelijk leidinggever) gedagvaard. Volgens de verdediging is deze gang van zaken in strijd met het una via beginsel zoals neergelegd in de art. 5:44 en 5:50 Awb en art. 243 Sv.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Nieuwe Aanwijzing sepot en gebruik sepotgronden

Per 1 maart wordt in beginsel geen voorwaardelijk sepot met bijzondere voorwaarden meer aangeboden, maar wordt gebruik gemaakt van de strafbeschikking met gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 257a lid 3 Sv. Dat blijkt uit de nieuwe Aanwijzing sepot en gebruik sepotgronden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR doet uitspraak over verschoningsrecht in zaak Stibbe vs. OM

Hoge Raad 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:273 (Civiel recht)

De FIOD stelde een strafrechtelijk onderzoek in naar twee vermogensbeheerders en hun bestuurders (Box-zaak). Zij worden verdacht van fraude. In dat kader nam het OM onder meer e-mailverkeer van verdachten in beslag, alsmede stukken bij het accountantskantoor dat was ingeschakeld door hun advocaten. Er zijn aanwijzingen dat bij het strafrechtelijk onderzoek kennis is genomen van vertrouwelijke e-mails. De advocaten hebben de Rechtbank Oost-Brabant daarom met succes gevraagd om bewijsbeslag te mogen leggen op bepaalde gegevens van het OM, de FIOD en de Belastingdienst. Zij willen aan de hand daarvan vaststellen in welke mate hun verschoningsrecht is geschonden. De Staat wilde opheffing van het bewijsbeslag, maar ook het gerechtshof oordeelde dat het beslag voor een groot deel mag blijven liggen. Ook de Hoge Raad oordeelt in het voordeel van Stibbe.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Beoordeling onderzoekshandelingen Belastingdienst in het licht van art. 359a Sv

Rechtbank Rotterdam 25 januari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:766

De rechtbank kan niet uitsluiten dat door controlerend ambtenaren van de Belastingdienst bij de uitvoering van de waarnemingen ter plaatse is gehandeld in strijd met het eigen beleid, of dat onderzoekshandelingen zijn verricht zonder dat aan alle daaraan gestelde voorwaarden is voldaan. Met de officier van justitie is zij echter van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de controlerend ambtenaren van de Belastingdienst bij het uitvoeren van hun onderzoek zijn aangestuurd in het kader van de strafrechtelijke vervolging. Van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, als bedoeld in artikel 359a Sv, is dan ook niet gebleken, zodat hierin geen grond gelegen is om het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren, terwijl de resultaten van bedoelde onderzoeken mogen bijdragen aan het bewijs.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt beoordelingskader overschrijding redelijke termijn en rechtsgevolgen die daaraan dienen te worden verbonden

Hoge Raad 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:197

Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, moet het tijdsverloop tijdens de eerste aanleg en dat tijdens het hoger beroep afzonderlijk worden beoordeeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met in eerste aanleg een einduitspraak binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, en dat in de fase van het hoger beroep een einduitspraak wordt gedaan binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.

Read More
Print Friendly and PDF ^