Advies AG aan Hoge Raad: veroordelingen wegens grootschalige beleggingsfraude (piramidespel) met investeringsproducten van Quality Investments kunnen in stand blijven

De veroordelingen van twee verdachten wegens grootschalige beleggingsfraude kunnen in stand blijven. Dat adviseert de advocaat-generaal bij de Hoge Raad in haar conclusies. Het gaat in deze zaken om een grootschalig piramidespel met investeringsproducten van Quality Investments. Het gerechtshof veroordeelde de verdachten wegens het medeplegen van valsheid in geschrift, het medeplegen van oplichting, het medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie en legde gevangenisstraffen op van 72 maanden en een beroepsverbod van elf jaar. Tegen deze uitspraken stelden de verdachten beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De advocaten van de verdachten vragen de Hoge Raad de uitspraken van het hof te vernietigen. In cassatie wordt vooral geklaagd dat beide arresten van het hof niet voldoen aan de bewijsrechtelijke eisen van nauwkeurigheid en zorgvuldigheid. Ook wordt geklaagd over de strafmotivering. De AG is van mening dat de cassatieklachten over de bewijsvoering van het hof niet slagen. Uit die bewijsvoering blijkt voldoende dat de mededelingen over het investeringsproduct in (onder meer) de door de verdachten gebruikte geschriften vals waren en ook dat de verdachten daarvan wisten. De klacht over de strafmotivering houdt in dat volgens de verdediging het hof bij de strafoplegging ten onrechte rekening heeft gehouden met het feit dat het door de verdachten veroorzaakte nadeel een veel hoger bedrag omvat dan dat van de in de bewezenverklaring genoemde beleggers. De AG is van mening dat ook deze klacht niet slaagt. Het hof heeft de grotere schade kunnen aanmerken als een omstandigheid waaronder de fraude is gepleegd. De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 9 april 2024.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vordering ex art. 126nda Sv: ook rechtspersoon hoeft niet mee te werken aan vordering indien de rechtspersoon verdachte is en zich daarmee zou blootstellen aan gevaar van strafrechtelijke vervolging

Hoge Raad 27 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:286

Een supermarkteigenaar zette tijdens corona een mondkapjesweigeraar buiten waarna beiden ruzie kregen en de supermarkteigenaar later verdacht werd van mishandeling. De politie vroeg bij de supermarkt de camerabeelden op ex art. 126nd Sv. Aangezien de vordering ex art. 126nd Sv niet aan de verdachte kan worden gegeven werd er betoogd dat de supermarkt zelf ook als verdachte kon worden gezien nu de gedragingen van de supermarkteigenaar probleemloos konden worden toegerekend aan de supermarkt.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Worstelen met het leerstuk van toerekening

Een medewerker van een supermarkt doet een greep in de kassa, met alle gevolgen van dien. Is de supermarkt dan strafrechtelijk aansprakelijk? Onder omstandigheden wel, maar de toerekening gaat niet altijd goed. Dat blijkt uit een recent vonnis van rechtbank Rotterdam.

Read More
,
Print Friendly and PDF ^

Artikel: Over drill rap, de eindezaakverklaring, discriminatie op de arbeidsmarkt en andere ontwikkelingen

Hoewel mediation zijn waarde voor de strafrechtspleging heeft bewezen, is het aandeel ervan in de afdoening van strafzaken beperkt (ongeveer 1 procent). Voor een stroomversnelling is meer nodig. Veel wordt in dit verband verwacht van twee pilots in het kader van de Innovatiewet Strafvordering (Innovatiewet Sv). De ruimte voor groei zou ook worden benut als rechters, los van de pilots, meer werk maken van het verwijzen naar mediation. Daarvoor zijn tal van aanknopingspunten binnen hun werkproces. Hoewel veel rechters mediation in het strafrecht een goede ontwikkeling vinden, komen zij er echter zelden toe om het instrument in te zetten in zaken die zij zelf behandelen (Van der Wilt et al., 2022).

Read More
Print Friendly and PDF ^

Toepassing art. 9a Sr bij overtreding Meststoffenwet nu de exploitatie van het Bedrijf plaatsvond onder lastige omstandigheden waarop Verdachte niet altijd invloed had of kon hebben

Rechtbank Overijssel 19 februari 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:856

De Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b eerste lid van de Meststoffenwet, begaan door een rechtspersoon. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat veranderende regelgeving binnen de risicosfeer van de veroordeelde als onderneming ligt, en de veroordeelde steeds dient te handelen naar de geldende regelgeving, zal de rechtbank met toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel opleggen wegens de omstandigheden waaronder het feit in deze zaak is begaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^