DSA nu van toepassing op alle onlinedienstverleners

In het kader van de Digitale dienstenverordening (DSA) zijn EU-gebruikers vanaf nu beter beschermd tegen illegale goederen en content en worden hun rechten gewaarborgd op onlineplatforms van alle onlinetussenpersonen in de EU waar zij in contact komen met andere gebruikers, informatie delen of producten kopen. Per 17 februari 2024 is de Digitale dienstenverordening (DSA) van toepassing op alle onlinetussenpersonen in de EU. De DSA is al sinds eind augustus 2023 van toepassing op de 19 zeer grote onlineplatforms en zeer grote zoekmachines die in april 2023 werden aangewezen. Drie andere platforms die in december 2023 als zeer grote onlineplatforms werden aangewezen, hebben tot eind april 2024 de tijd om de strengste verplichtingen van de DSA na te komen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Calamiteitenrapportages & verschoningsrecht

Na de melding van een calamiteit of geweld in de zorgrelatie draagt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd de zorgaanbieder doorgaans op om een intern onderzoek te doen naar de gang van zaken. In de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) staat dat calamiteitenrapportages alleen aan het Openbaar Ministerie (OM) kunnen worden verstrekt als de informatie redelijkerwijs niet op een andere wijze kan worden verkregen. Daarnaast geldt ook het verschoningsrecht. Twee rechtbanken hebben inmiddels in twee verschillende zaken geoordeeld dat zorgaanbieders hun calamiteitenrapportages niet aan het OM hoefden te verstrekken. Beide zorgaanbieders hadden zich verzet tegen de vorderingen van het OM om calamiteitenrapportages.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Zorgverlener strafrechtelijk vervolgd

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:358

Een vervolging en veroordeling van een zorgverlener op grond van artikel 96 Wet BIG komt sporadisch voor. Het betreft dan vrijwel uitsluitend personen die zich hebben voorgedaan als bijvoorbeeld een arts, tandarts of verpleegkundige en patiënten hebben behandeld, terwijl zij niet over de juiste diploma’s, een BIG-registratie of vaardigheden beschikten. De zaak waarover de Rechtbank Zeeland-West-Brabant zich recent boog ging over een andere kwestie. De Verdachte was de vaste zorgverlener van een viertienjarige ernstig gehandicapte jongen en beschikte over de juiste diploma’s om de patiënt te verzorgen. De Verdachte heeft de jongen in bad gezet zonder de temperatuur van het badwater (voldoende) te controleren. Het badwater was veel te heet, waardoor de huid van de jongen is verbrand. De jongen liep tweedegraads brandwonden op 52% van zijn lichaam op. Vervolgens heeft de zorgverlener de brandwonden niet op de juiste manier gekoeld en ook geen medisch hulp ingeschakeld. De jongen is uiteindelijk aan zijn brandwonden overleden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Overzichtsartikel: het bijgestelde bestuursrechtelijke overtredersbegrip

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) spreekt van een “nuancering”, anderen noemen het een “U-turn”: er is iets veranderd in het bestuursrechtelijke overtredersbegrip. Een Amsterdamse woning die was onttrokken aan de woonruimtevoorraad en onrechtmatig geplaatste reclameborden voor de Weerselose markt vormden de aanleiding voor de koerswijziging. In beide gevallen was er evident sprake van een overtreding in de zin van artikel 5:1 lid 1 Awb, maar bestond er discussie over wie kon worden aangemerkt als de overtreder in de zin van artikel 5:1 lid 2 en 3 Awb.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vereisten voor het (als pleger) “voorhanden hebben” van voorwerp (art. 46 Sr)

Hoge Raad 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:193

Voor (als pleger) “voorhanden hebben” van voorwerp a.b.i. art. 46 Sr is vereist dat Verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dat houdt in dat Verdachte zich bewust was van (waarschijnlijke) aanwezigheid van voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot precieze eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in geval dat het niet anders kan dan dat Verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast vergt voorhanden hebben van voorwerp a.b.i. art. 46 Sr dat Verdachte feitelijke macht over voorwerp kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft voorwerp zich niet noodzakelijkerwijs in directe nabijheid van Verdachte te bevinden. Als medeplegen van het voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in art. 46 Sr is ten laste gelegd, dan moet komen vast te staan dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking door Verdachte met een of meer anderen die was gericht op voorhanden hebben van zo’n voorwerp. Ook dan is vereist dat Verdachte zich bewust was van (waarschijnlijke) aanwezigheid van voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot exacte locatie daarvan. Daarnaast moet vaststaan dat Verdachte tezamen met mededader(s) feitelijke macht over voorwerp heeft kunnen uitoefenen in hiervoor weergegeven zin.

Read More
Print Friendly and PDF ^