Conclusie AG over toewijzing vordering BP wegens immateriële schade in de zin van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ (art. 6:106 BW)

Parket bij de Hoge Raad 27 oktober 2020, ECLI:NL:PHR:2020:991

Het middel bevat de klacht dat het oordeel van het hof tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij benadeelde tot immateriële schade van €1.758 en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, althans onbegrijpelijk is. Daartoe wordt kort samengevat gesteld dat het onbegrijpelijk is dat het hof heeft geoordeeld dat voldoende verband bestaat tussen de bewezen verklaarde gedraging en de door de benadeelde partij benadeelde geleden schade terwijl het hof eveneens onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft op grond waarvan het heeft geoordeeld dat er bij benadeelde immateriële schade is ontstaan die ingevolge art. 6:106 BW voor vergoeding in aanmerking komt.

Read More
, ,
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. gevallen waarin sprake kan zijn van aantasting in persoon ‘op andere wijze’ (art. 6:106 aanhef en onder b BW)

Hoge Raad 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1642

Van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Geen ambtshalve oplegging schadevergoedingsmaatregel nu niet zeker is of slachtoffer door gewoontewitwassen nog schade lijdt

Gerechtshof Den Haag 22 september 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2004

De verdachte in deze zaak wordt veroordeeld wegens medeplegen van gewoontewitwassen en bijstandsfraude tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht om ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu slachtoffer in eerste aanleg bij vergissing op een foutief adres is aangeschreven, waardoor dit slachtoffer zich in eerste aanleg niet op correcte wijze met een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij heeft kunnen voegen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Curator als benadeelde partij: niet is vereist dat de curator stelt welke schuldeisers voor welk bedrag een vordering op de boedel hebben. Voldoende is dat de boedel schade heeft geleden.

Rechtbank Gelderland 14 januari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:178

De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat er schuldeisers zijn die uit de boedel terugbetaald dienen te worden. De rechtbank is van oordeel dat het niet vereist is dat de curator stelt welke schuldeisers voor welk bedrag een vordering op de boedel hebben. Dit is onderdeel van de afwikkeling van het faillissement. Voldoende is dat is vast komen te staan dat de boedel als gevolg van het handelen van verdachte schade heeft geleden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Noot: De doorwerking van de strafrechtelijke onschuldpresumptie in de civiele schadevergoedingsprocedure

In deze annotatie staat de wederzijdse relatie tussen het strafrecht en het privaatrecht centraal. In het bijzonder gaat het om de vraag in hoeverre strafrechtelijke waarborgen, zoals de onschuldpresumptie, kunnen doorwerken in niet-strafrechtelijke procedures, zoals de civiele schadevergoedingsprocedure.

Read More
Print Friendly and PDF ^