Conclusie AG over toewijzing vordering BP wegens immateriële schade in de zin van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ (art. 6:106 BW)
/Parket bij de Hoge Raad 27 oktober 2020, ECLI:NL:PHR:2020:991
Het middel bevat de klacht dat het oordeel van het hof tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij benadeelde tot immateriële schade van €1.758 en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, althans onbegrijpelijk is. Daartoe wordt kort samengevat gesteld dat het onbegrijpelijk is dat het hof heeft geoordeeld dat voldoende verband bestaat tussen de bewezen verklaarde gedraging en de door de benadeelde partij benadeelde geleden schade terwijl het hof eveneens onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft op grond waarvan het heeft geoordeeld dat er bij benadeelde immateriële schade is ontstaan die ingevolge art. 6:106 BW voor vergoeding in aanmerking komt.
Read More