Uitkeringsfraude: Conclusie AG over medeplegen, opzet, kwaliteit & inlichtingenplicht

Parket bij de Hoge Raad 5 oktober 2021, ECLI:NL:PHR:2021:916

Het in art. 227b Sr gelegen verwijt is dat de inlichtingenplichtige opzettelijk heeft nagelaten de juiste gegevens tijdig aan de juiste instantie te verstrekken en hij aldus een wettelijke inlichtingenplicht heeft verzaakt. Ingevolge art. 17, eerste lid, Wet Werk en Bijstand en art. 17 van de Participatiewet is iedere belanghebbende verplicht niet alleen op verzoek, maar ook onverwijld uit eigen beweging aan het College van Burgemeester en Wethouders mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Behalve dat het in art. 227b Sr strafbaar gestelde feit een omissiedelict is, betreft het hier tevens een kwaliteitsdelict. De normadressaat van het artikel is immers de uitkeringsgerechtigde op wie de inlichtingenplicht rust.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Zijn salarisbetalingen o.g.v. een fictief dienstverband t.b.v. de verkrijging van een hypotheek afkomstig uit valsheid in geschrifte?

Hoge Raad 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1491

De Hoge Raad herhaalt in deze uitspraak relevante overwegingen met betrekking tot de vraag wanneer voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf als bedoeld in art. 420bis en 420ter Sr. Daarbij wordt antwoord gegeven op de vraag of salarisbetalingen op grond van een fictief dienstverband ten behoeve van de verkrijging van een hypotheek afkomstig uit valsheid in geschrifte?

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR verduidelijkt rechtspraak gebruik getuigenverklaringen & eisen eerlijk proces

Hoge Raad 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418

De Hoge Raad ziet mede in verband met de rechtspraak van het EHRM aanleiding deze als volgt te verduidelijken. Voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, is het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie nog altijd een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband dienen te worden beschouwd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over faillissementsfraude en gevolgen verandering van wetgeving (verlaagd strafmaximum)

Hoge Raad 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1398

Nu uit het wettelijk kader blijkt dat de regels van sanctierecht ten gunste van verdachte zijn veranderd ten aanzien van de ten laste van hem bewezenverklaarde gedragingen, die tot 1 juli 2016 strafbaar waren op grond van art. 343 (oud) Sr en sindsdien op grond van art. 344a Sr, had hof het uit art. 344a Sr voortvloeiende mildere sanctieregime met strafmaximum van 4 jaren gevangenisstraf behoren toe te passen in plaats van dat uit art. 343 (oud) Sr met strafmaximum van 6 jaren gevangenisstraf (vgl. HR:2011:BQ8193). De Hoge Raad casseert niet nu verdachte onvoldoende belang heeft bij vernietiging van de bestreden uitspraak op dit punt. De door het hof opgelegde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van 10 maanden ligt immers ver onder het strafmaximum van art. 344a Sr, terwijl uit de strafmotivering naar voren komt dat het hof bij het bepalen van de hoogte van de straf is uitgegaan van de concrete ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG en prejudiciële vragen over Wet voorkoming misbruik chemicaliën: interpretatie van voorval en marktdeelnemer

Parket bij de Hoge Raad 21 september 2021, ECLI:NL:PHR:2021:849

Nu zich niet het geval voordoet dat over de juistheid van de interpretatie van art. 8, eerste lid, Verordening (EG) nr. 273/2004 redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan, meent de AG dat het in de rede ligt prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. De AG stelt voor een vraag te stellen over het begrip ‘marktdeelnemer’. Het gaat voorts in zeker opzicht om een vraag die aan de interpretatie van het begrip ‘voorval’ voorafgaat: eerst als de betrokkene marktdeelnemer is, kan sprake zijn van een meldingsplichtig voorval.

Read More
Print Friendly and PDF ^