Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling van journalist wegens plaatsen van nepbom op legerplaats kan in stand blijven

Parket bij de Hoge Raad 15 oktober 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1067

De veroordeling van een verdachte die een nepbom plaatste op een legerplaats kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Hofstee de Hoge Raad in zijn conclusie. In cassatie wordt onder meer geklaagd over de bewezenverklaring en de foto van de koffer die het hof voor het bewijs heeft gebruikt. Volgens de verdachte zag de koffer er aan de buitenkant niet gevaarlijk uit en had hij er juist alles aan gedaan om te voorkomen dat anderen zouden denken dat het om een echte bom ging. Ook wordt geklaagd dat de veroordeling in strijd is met het recht op vrijheid van (journalistieke) meningsuiting van artikel 10 EVRM, dat de verdachte daarom niet strafbaar is en dat het hof de verdachte daarom had moet ontslaan van alle rechtsvervolging.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer is de strafrechter gehouden zich aan te sluiten bij de tussen OM en verdediging gemaakte procesafspraken?

Hoge Raad 8 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1361

Het hof heeft besloten om niet mee te gaan met de procesafspraken die het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben gemaakt. Volgens het hof bieden deze afspraken geen snelle duidelijkheid voor de slachtoffers, omdat hun vorderingen daarin niet worden behandeld. Bovendien zou de verdediging in cassatie gaan als het hof zou beslissen dat de slachtoffers ontvankelijk zouden zijn in hun vorderingen, wat meebrengt dat deze afspraken ook niet leiden tot snelle afdoening van de zaak. Daarnaast vond het hof dat de voorgestelde straffen in de procesafspraken niet passend zijn. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit haar arrest uit 2022 m.b.t. procesafspraken in strafzaken en afdoeningsvoorstellen in Nederlands strafprocesrecht. Het oordeel van het hof getuigt, in het bijzonder op basis van wat de Hoge Raad eerder heeft overwogen over de zelfstandige verantwoordelijkheid van rechter, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over mediation in het strafrecht: De wet verplicht de strafrechter om bij zijn beslissing over de straf rekening te houden met een overeenkomst tussen de verdachte en het slachtoffer

Hoge Raad 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1457

Het voorschrift van artikel 51h lid 2 Sv brengt tot uitdrukking dat de rechter bij de beslissing over de oplegging van een straf of maatregel acht slaat op de omstandigheid dat als gevolg van bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte een overeenkomst tot stand is gekomen, omdat die totstandkoming een voor de beslissing over de oplegging van een straf of maatregel relevante omstandigheid kan zijn. Het is daarbij mede afhankelijk van de aard van de bemiddeling en de inhoud van de overeenkomst of en, zo ja, in welke mate aan die totstandkoming in de concrete omstandigheden van het geval gewicht toekomt bij de oplegging van een straf of maatregel.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Uitspraken Hoge Raad over artikel 6 Wegenverkeerswet: nadere uitleg begrip ‘schuld’ en ‘roekeloosheid’

De Hoge Raad heeft op 15 oktober uitspraak gedaan in twee zaken over artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW): het zich zo gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of zwaar gewond raakt. De Hoge Raad geeft in de eerste zaak nadere uitleg aan het begrip ‘schuld’ en in de tweede zaak aan het begrip ‘roekeloosheid’.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Faillissementsfraude: is in civilibus lager vastgesteld benadelingsbedrag grond voor herziening in strafzaak?

Hoge Raad 24 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1285

De verdachte in deze zaak is veroordeeld wegens – heel kort gezegd – faillissementsfraude. Aangevoerd wordt dat uit het arrest van de civiele kamer van het hof volgt dat het benadelingsbedrag aanzienlijk lager is dan waar in strafrechtelijke procedure vanuit is gegaan en dat strafkamer van het hof, zou het bekend zijn geweest met dit bedrag, lagere straf of geen straf aan aanvrager zou hebben opgelegd. Daarmee wordt volgens de Hoge Raad miskend dat onder “minder zware strafbepaling” als bedoeld in art. 457.1.c Sv moet worden verstaan strafbepaling met minder zware strafbedreiging. Oplegging door rechter van andere (minder zware) sanctie of achterwege laten van oplegging van sanctie valt daar niet onder.

Read More
Print Friendly and PDF ^