Kan het geautoriseerd inloggen door de verdachte in de politiesystemen worden aangemerkt als wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk?

Parket bij de Hoge Raad 31 augustus 2021, ECLI:NL:PHR:2021:777

In de eerste plaats wordt geklaagd dat het oordeel van het hof dat de verdachte onrechtmatig het beveiligde politiesysteem is binnengedrongen en zich daarbij bediend heeft van een valse sleutel en een valse hoedanigheid, van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, althans onvoldoende met redenen is omkleed omdat de verdachte geautoriseerd was Blue View te raadplegen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer kunnen voorwerpen worden aangemerkt als afkomstig uit valsheid in geschrift of niet-ambtelijke omkoping?

Hoge Raad 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1033

De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen met betrekking tot de vraag wanneer voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf als bedoeld in art. 420bis en 420ter Sr. Het hof heeft vastgesteld dat verdachte afspraken heeft gemaakt met medeverdachte over vergoedingen voor ‘bewezen diensten’. Verdachte heeft t.b.v. betalingen facturen opgesteld en verstuurd naar bedrijf A. Op facturen staat als omschrijving ‘interim management’. Hof heeft vastgesteld dat deze omschrijvingen vals zijn, omdat verdachte nooit (interim management) werkzaamheden heeft verricht en dat bedoeling van deze omschrijvingen was om herkomst van de geldbedragen te verhullen. Verdachte heeft deze geldbedragen vervolgens gebruikt voor aankoop en verkoop van onroerend goed. Hof heeft geoordeeld dat de geldbedragen zijn verkregen door de valsheid in geschrift en “door de handelwijze van verdachte t.a.v. B en C”, die hof beschouwt als een vorm van niet-ambtelijke omkoping.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. uitleg onschuldpresumptie art. 6 lid 2 EVRM door EHRM

Hoge Raad 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:964

Het hof heeft bij oordeel dat sprake is van medeplegen van oplichting van A in aanmerking genomen dat verdachte een van de twee mannen was met wie A aan de deur van het huis van diens moeder heeft gesproken. Uit in dat verband gebruikte bewijsmiddelen blijkt echter niet op welke manier verdachte - afgezien van zijn aanwezigheid - aan die bewezenverklaarde oplichting heeft bijgedragen. Ook als in aanmerking wordt genomen hoe oplichting heeft plaatsgevonden in 4 andere (soortgelijke) gevallen die in bewijsvoering aan de orde komen, is oordeel van hof op dit punt niet toereikend gemotiveerd, omdat ook uit de werkwijze in die gevallen - ten aanzien waarvan verdachte is vrijgesproken en waarvan ook niet kan worden aangenomen dat verdachte daarbij toch betrokken was - niet valt af te leiden wat het gewicht was van de intellectuele of materiële bijdrage van verdachte aan de bewezenverklaarde oplichting.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Verkoop door vennootschap van beschermde inheemse diersoort & Beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wegens bestaan van vrijstelling

Hoge Raad 13 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1100

Uit de overweging van het hof volgt dat het hof heeft miskend dat de in artikel 8 Besluit (oud) bedoelde registratie in een administratie slechts ziet op een door de - destijds - Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie te houden administratie en niet op enige door de verdachte te houden administratie. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht. Gelet hierop heeft het hof de verwerping van het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wegens het bestaan van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5 lid 1 Besluit (oud), niet toereikend gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Verschoningsrecht: Wanneer is sprake van een ‘voorwerp van het strafbare feit uitmaakt’ of ‘tot het begaan daarvan heeft gediend’

Hoge Raad 13 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1006

Het oordeel van het hof, dat het gesprek op de cd-rom tot het begaan van de strafbare feiten heeft gediend en dat die cd-rom daarom ook zonder toestemming bij een verschoningsgerechtigde in beslag mocht worden genomen, is ontoereikend gemotiveerd. De vaststellingen van het hof dat “het gesprek gaat over de omvang, de stand van zaken van het traceren en het beheren van geld”, en dat “wordt besproken hoe ze het geld dat in het buitenland op rekeningen staat in Nederland kunnen krijgen”, zijn daartoe - ook in het licht van de in bewijsmiddel 32 weergegeven inhoud van dat gesprek - niet voldoende. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan over bijvoorbeeld de context waarbinnen dit gesprek plaatsvond of de hoedanigheid van betrokkene 5 als deelnemer aan het gesprek, en waaruit zou kunnen volgen dat het besprokene ook heeft gediend tot het begaan van de stafbare feiten. Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

Read More
Print Friendly and PDF ^