Zijn salarisbetalingen o.g.v. een fictief dienstverband t.b.v. de verkrijging van een hypotheek afkomstig uit valsheid in geschrifte?

Hoge Raad 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1491

De Hoge Raad herhaalt in deze uitspraak relevante overwegingen met betrekking tot de vraag wanneer voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf als bedoeld in art. 420bis en 420ter Sr. Daarbij wordt antwoord gegeven op de vraag of salarisbetalingen op grond van een fictief dienstverband ten behoeve van de verkrijging van een hypotheek afkomstig uit valsheid in geschrifte?

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR verduidelijkt rechtspraak gebruik getuigenverklaringen & eisen eerlijk proces

Hoge Raad 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418

De Hoge Raad ziet mede in verband met de rechtspraak van het EHRM aanleiding deze als volgt te verduidelijken. Voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, is het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie nog altijd een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband dienen te worden beschouwd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over faillissementsfraude en gevolgen verandering van wetgeving (verlaagd strafmaximum)

Hoge Raad 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1398

Nu uit het wettelijk kader blijkt dat de regels van sanctierecht ten gunste van verdachte zijn veranderd ten aanzien van de ten laste van hem bewezenverklaarde gedragingen, die tot 1 juli 2016 strafbaar waren op grond van art. 343 (oud) Sr en sindsdien op grond van art. 344a Sr, had hof het uit art. 344a Sr voortvloeiende mildere sanctieregime met strafmaximum van 4 jaren gevangenisstraf behoren toe te passen in plaats van dat uit art. 343 (oud) Sr met strafmaximum van 6 jaren gevangenisstraf (vgl. HR:2011:BQ8193). De Hoge Raad casseert niet nu verdachte onvoldoende belang heeft bij vernietiging van de bestreden uitspraak op dit punt. De door het hof opgelegde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van 10 maanden ligt immers ver onder het strafmaximum van art. 344a Sr, terwijl uit de strafmotivering naar voren komt dat het hof bij het bepalen van de hoogte van de straf is uitgegaan van de concrete ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG en prejudiciële vragen over Wet voorkoming misbruik chemicaliën: interpretatie van voorval en marktdeelnemer

Parket bij de Hoge Raad 21 september 2021, ECLI:NL:PHR:2021:849

Nu zich niet het geval voordoet dat over de juistheid van de interpretatie van art. 8, eerste lid, Verordening (EG) nr. 273/2004 redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan, meent de AG dat het in de rede ligt prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. De AG stelt voor een vraag te stellen over het begrip ‘marktdeelnemer’. Het gaat voorts in zeker opzicht om een vraag die aan de interpretatie van het begrip ‘voorval’ voorafgaat: eerst als de betrokkene marktdeelnemer is, kan sprake zijn van een meldingsplichtig voorval.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR-uitspraak over geen voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier (art. 425 Sr)

Hoge Raad 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1287

Het hof heeft onder meer bewezenverklaard dat de verdachte geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van hond 2. Het heeft overwogen dat het de verantwoordelijkheid van de verdachte was om ervoor te zorgen dat de honden, waaronder hond 2, bij het weggaan uit de woning niet zouden kunnen ontsnappen. Daarmee heeft het hof kennelijk tot uitdrukking gebracht dat hond 2 onder de hoede van de verdachte stond als bedoeld in artikel 425, aanhef en onder 2º, Sr. Dit oordeel is echter niet zonder meer begrijpelijk.

Read More
Print Friendly and PDF ^