HR onderstreept dat voor feitelijk leidinggeven bewijs nodig is voor opzet van de feitelijk leidinggever

Hoge Raad 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1151

Uit de bewijsvoering van het hof kan niet zonder meer worden afgeleid dat de Verdachte als feitelijk leidinggever bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het bedrag van €67.950 dat de B.V. op 25 juli 2013 op haar bankrekening ontving, van misdrijf afkomstig was. De enkele door het hof in aanmerking genomen omstandigheid dat de Verdachte het “blijkbaar (…) geen bezwaar vond dat de vennootschap werd gebruikt voor transacties die niet te maken hadden met die vennootschap” volstaat daartoe niet.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Belastingfraude: HR casseert niet in zaak waarbij niet ten laste gelegde aangiften zijn betrokken bij strafoplegging. Conclusie AG anders.

Hoge Raad 11 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1090

Read More
Print Friendly and PDF ^

Is het verschoningsrecht van toepassing op de namen van geheimhouders?

De advocaat van de klager heeft een lijst met namen van geheimhouders aan de rechter-commissaris gestuurd om een schifting mogelijk te maken tussen gegevens die wel of niet onder het verschoningsrecht vallen. De advocaat heeft zich verzet tegen verstrekking van deze lijst aan de officier. AG Frielink gaat in zijn conclusie in op de vraag of de namen van geheimhouders onder het verschoningsrecht vallen. De naam van een (potentiele) cliënt die zich heeft gewend tot een advocaat valt onder het professionele verschoningsrecht. In de optiek van de AG brengt dat echter niet zonder meer met zich dit ook geldt voor de identiteit van de geheimhouder. Toch ziet de AG in de ratio van het verschoningsrecht aanleiding om ook de identiteit van de geheimhouders als object van het verschoningsrecht aan te merken. Het algemene rechtsbeginsel waarop het verschoningsrecht is gestoeld heeft immers tot doel dat burgers zich onbelemmerd tot een advocaat moeten kunnen wenden voor bijstand en advies. Dit brengt onder meer met zich dat een (potentiele) cliënt niet hoeft te vrezen dat hetgeen wordt besproken bij anderen bekend wordt. De identiteit van de advocaat, en daarmee bijvoorbeeld het specialisme van deze geheimhouder en de plaats waar deze kantoor houdt, kan een zeker licht werpen op de vraag waarom de cliënt zich tot deze specifieke advocaat heeft gewend, en in het verlengde daarvan, wat is besproken. 

Read More
Print Friendly and PDF ^

Grondslagverlating in zaak waarbij feitelijk leiding is gegeven aan onjuist / onvolledig doen van aangiften BPM?

Hoge Raad 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:974

De verdachte is ten tijde van de tenlastegelegde feiten eigenaar en enig aandeelhouder van een bedrijf (A B.V.) dat zich voornamelijk bezighoudt met de invoer van auto’s uit het buitenland. Het bedrijf is vergunninghouder als bedoeld in art. 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) op grond waarvan het bedrijf is toegestaan de belasting ingevolge de Wet BPM voor de betreffende voertuigen per tijdvak te voldoen. In het eerste middel wordt geklaagd dat het hof ten aanzien van feit 1 niet heeft beraadslaagd en beslist op grondslag van de tenlastelegging.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Uit bewijsvoering kan niet worden afgeleid dat verdachte door het niet voeren van administratie aanmerkelijke kans heeft doen ontstaan dat rechten van schuldeisers werden verkort

Hoge Raad 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:853

Onderdeel van deze (voormalige) strafbepaling is het bestanddeel ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers’. Volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad omvat dit bestanddeel het ‘handelen met het opzet om de rechten van schuldeisers te verkorten’. Opzet kan worden aangenomen wanneer het niet anders kan dan dat de verdachte iets ‘moet hebben geweten’, waarbij algemene ervaringsregels, de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van betekenis zijn. Voorwaardelijk opzet is in dat verband voldoende; voor het bewijs van opzet is tenminste vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan. Niet hoeft komen vast te staan dat de rechten van de schuldeisers ten gevolge van het handelen van de verdachte daadwerkelijk zijn verkort.

Read More
Print Friendly and PDF ^