Afdeling Bestuursrechtspraak: Verplichting tot opstellen RI&E en het actualiseren staat los van verplichting om deze te laten toetsen

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4598

De verplichting om een RI&E op te stellen en te actualiseren, staat los van de toetsing door een gecertificeerde arbodienst of deskundige. Het opstellen en bijwerken van een RI&E is een zelfstandige verplichting van de werkgever, die dit zelf kan doen zonder externe hulp. Als een werkgever een externe deskundige inschakelt die door drukte te laat levert, betekent dit volgens de Raad van State niet dat de werkgever minder verwijtbaar is.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wat zijn de implicaties van de Landeck-uitspraak voor de Nederlandse opsporing?

Parket bij de Hoge Raad 19 november 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1230 en ECLI:NL:PHR:2024:1236

AG Harteveld heeft advies gegeven aan de Hoge Raad in twee zaken, waarin hij ingaat op de gevolgen van de zaak Landeck (Hof van Justitie EU 4 oktober 2024 in zaak C-548/21). Het Europees Hof heeft in die uitspraak de voorwaarden verduidelijkt waaraan de politie moet voldoen om toegang te krijgen tot gegevens op mobiele telefoons.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over afstand van bevoegdheid om verzet in te stellen tegen strafbeschikking

Hoge Raad 19 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1677

De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan over het doen van afstand van de bevoegdheid om verzet in te stellen tegen een strafbeschikking. De verdachte doet afstand van zijn bevoegdheid om verzet tegen een strafbeschikking in te stellen als hij vrijwillig aan die strafbeschikking voldoet (artikel 257e lid 1 Sv). In het algemeen mag de rechter die vrijwillige afstand afleiden uit het feit dat aan die strafbeschikking is voldaan. Maar als de verdachte gemotiveerd aanvoert dat van vrijwilligheid geen sprake was, moet de rechter dat onderzoeken. In dit geval is gemotiveerd aangevoerd dat van vrijwilligheid geen sprake was vanwege de onderbewindstelling van de verdachte. Het hof had het verzet daarom niet zonder nader onderzoek naar de vrijwilligheid niet-ontvankelijk mogen verklaren.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Opruiing: HR over opzet en beoordeling of uitingen aansporen tot strafbaar feit

Hoge Raad 5 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1573

Het gaat in deze zaak om tweets die door de verdachte op zijn (destijds zo geheten) Twitter-account zijn geplaatst. De verdachte was op dat moment raadslid in de gemeente Den Haag en had een Twitter-account met ten minste 31.000 volgers. De verdachte is door het gerechtshof Den Haag wegens telkens "in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien" (feit 1 en 2), veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren. De cassatiemiddelen komen op tegen de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Het eerste cassatiemiddel richt zich onder meer tegen het oordeel van het hof dat de verdachte door het op Twitter plaatsen van de tenlastegelegde berichten, heeft opgeruid in de zin van artikel 131 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht tot het plegen van enig strafbaar feit. Het tweede cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte heeft gehandeld met het voor opruiing vereiste opzet. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Hoe en wanneer wordt een ontnemingsvordering geldig aanhangig gemaakt?

Hoge Raad 5 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1572

De Hoge Raad stelt voorop dat het enkele feit dat de officier van justitie heeft nagelaten om tijdig op grond van artikel 311 lid 1 Sv het voornemen tot het indienen van een ontnemingsvordering kenbaar te maken, op zichzelf niet voldoende is om bij de betrokkene het gerechtvaardigde vertrouwen te wekken dat een ontnemingsvordering achterwege zal blijven. Om die reden kan aan dit enkele verzuim niet het rechtsgevolg worden verbonden dat het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk wordt verklaard in de ontnemingsvordering. Wel kan het nadeel dat de betrokkene heeft ondervonden door het verzuim om tijdig het voornemen kenbaar te maken aanleiding geven tot een vermindering van de betalingsverplichting. Een dergelijke vermindering is mogelijk wanneer, gezien het door de betrokkene geleden nadeel, het vormverzuim in het concrete geval zo ernstig is dat niet kan worden volstaan met enkel de constatering van dat verzuim.

Read More
Print Friendly and PDF ^